Estado novo

 
 
image

Heitor Villa-Lobos
Bachianas Brasileiras
1930-1945

 

 
We vallen af en toe door een tijd- én ruimtegat, bijvoorbeeld als we, zoals nu, naar het Brazilië van 1930-1945 afreizen.

Brazilië snel en zonder veel na te denken? Pelé. Copacabana. Eén van de 4 BRIC-landen. Ronaldo. Neymar. Caipirinha. ‘Ai se eu te pego’. Stop! Ik laat ook mijn minder snel associërende zelf aan het woord: Jorge Ben, Amon Tobin, Sepultura, de Amerikaanse muziektoeristen Arto Lindsay en David Byrne, Douglas Couplands ‘Generatie X: vertellingen voor een versnelde cultuur’, met daarin het woord Brazilificatie: ‘De steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk en het daarmee gepaard gaande verdwijnen van de middenklasse’. Wie iets af weet van Braziliaanse muziek, leest het meteen: ik weet er weinig van.

In de vorige alinea staat trouwens niks dat in verband te brengen is met Heitor Villa-Lobos. Hij leert als kind cello spelen van zijn vader, en krijgt verder weinig klassieke training, maar kan ook met een gitaar en een piano overweg. Hij dweept met de plaatselijke orkesten die in allerlei bezettingen volksmuziek spelen en regelmatig bij hem thuis aan de familietafel belanden, om te eten, te drinken en all night long door te spelen. De kleine Heitor luistert boven aan de trap in pyjama mee.

Om den brode speelt hij piano in de bioscoop. Met de klassieke scene in Rio staat hij op gespannen voet: die mensen willen de Europeanen in hun traditionele idioom evenaren, ze willen niks geheel eigens doen. Villa-Lobos wel. Hij trekt zich daartoe een tijd terug in het noorden van Brazilië, waar alleen volkstraditie is, maar hij verblijft evengoed jarenlang in Parijs, waar het modernisme wordt omarmd.

En dan komen de jaren 30 en de estado novodictatuur eraan. Villa-Lobos raakt door geldproblemen niet meer in Europa, en schrijft vooral patriottische propagandamuziek voor het regime. De Bachianas Brasileiras zijn in die jaren de uitzondering op de regel.

Bachianas Brasileiras. Villa-Lobos hoort gelijkenissen tussen Bach en wat hij in Brazilië oppikt, en wil muren slechten en bruggen bouwen. Kort door de bocht is de kleuterrecensie ‘Barok met Braziliaanse inslag’ niet correct. Op dat basisniveau is er een treffender beschrijving te verzinnen: ‘Regenwoud van klanken waarin heel af en toe Bach in al zijn glorie opduikt’. De Bachianatitel komt wel altijd eerst: prelude, fuga, toccata of aria. Een paar voorbeelden van Brazileira-omschrijvingen die onmiddellijk volgen: ‘O canto da nossa terra’, ‘Cantilena’, ‘Pica pau’.

Pica pau is Portugees voor specht. Een belangrijk detail dat ik al lezend heb moeten leren, maar dat ik nu in veel van deze Brazilerende Bach hoor: Villa-Lobos leerde via zijn vader omgevingsgeluiden herkennen en muzikaal uitschrijven: vogels, een draaiend karrewiel, de kreet van een krantenjongen, … en laat inderdaad ergens de pica pau horen – het wielewaalt en leeuwer(i)kt niet in Brazilië, het picapaut er. Villa-Lobos verklankt in de tweede Bachiana ook een plaatselijke bergtrein, een jazzy puflocomotief die met moeite boven geraakt.

De negen Bachianas zijn een best of both worlds van aan de andere kant van de oever deuntjes en dansen (in de finale van de vierde botst zelfs een sambaritme tegen orkestklanken op) en aan deze kant boleroritmes, twitterende Stravinskyblazers en strijkers waar een zuidelijker variant uit komt van de nevelige vergezichten en wiegende graanvelden van succesvol tijdgenoot Aaron Copland.

De variatie zit ook in de instrumentenkeuze. Villa-Lobos neemt in drie Bachianas met volle overtuiging de road less traveled by: nummer 1 is voor minstens acht cello’s geschreven, de zesde alleen voor fluit en fagot, en in de overbekende Aria (Cantilena) uit de vijfde Bachiana neemt een sopraan het Yma Sumac-hoog op tegen alweer acht cello’s; strijkers en stem fietsen hier fluitend de vocalise van Rachmaninov voorbij. Ik hoor Rusland. Ik hoor Brazilië. Ik hoor wereldmuziek die niet uit Teva-sandalenland komt.

 

 

 

In de andere Bachianas mag al eens een ordinair symfonisch orkest knallen, maar altijd is de pomp and circumstance redelijk ingehouden, klinken alleen korte stukken als een volkslied dat je zou kunnen opleggen als er een medaille is gewonnen, kronkelt het te veel om propagandamuziek te zijn en werkt het soms aan álle kanten tegen; Sjostakovitsj is niet zó ver weg. Ook de Braziliaanse melancholie is van de partij, natuurlijk bij 30 graden.

Twee vragen nog. Wat die estado novodictatuur was? Alvast geen pretpark. Naar verluidt orde en tucht à la Franco en Salazar. En standaard-Bach, die taal waarvan Villa-Lobos echo’s hoorde in plaatselijke dialecten? Mondjesmaat aanwezig, en naarmate de Bachianas vorderen steeds minder. Waarna Bach plots weer glorieus opduikt in een hobopartij van de prelude van Bachiana nummer 7, en in de afsluitende fuga van de laatste rit zo hard doorklinkt dat je denkt: Villa-Lobos heeft zelf de pen niet meer vast. Moet ook mogen.

De vierde Bachiana illustreert het best de overgang van gezellig melancholisch gepeddel in de prelúdio naar een cultuur in stroomversnelling in de afsluitende dança. 17’06” is de beste V-formatie Ganzen Op Zoek Naar Een Slaapplaats uit de muziekgeschiedenis. Het orkest is Venezolaans en de opname is van 2012, dus werden al deze mensen maandelijks uitbetaald door de personeelsdienst van Hugo Chávez.
 

 

Plaats een reactie