Not by the hair of my chinny chin chin

 
image
 
Tool
Aenima
1996

 

Henry Rollins over Nirvana: ‘Ineens waren de Poisons en Bonjovis dezer wereld als Rommel in de woestijn: overgefinancierd, opgeblazen, zonder vaseline’. Wat dat van de groep Tool maakt ter hoogte van ‘Opiate’ (1992) en ‘Undertow’ (1993)? De beslissende tweede slag om El Alamein dan maar? Een keerpunt in de hair metaloorlog. Ook The Scorpions waren al hun tanks kwijt en gaven zich over.

Let wel, áls Tool al klinkt als de hard-zachtwipplank van de typische grunge van die tijd, is het in een genrevariant met omleidingen. Tool woont ook ver van Seattle, in de City Of Angels, maar huldigt nergens de L.A. Stripdecadentie van Guns’N’Roses. Een uplift mofo party plan hebben ze evenmin: aan hun lijf geen Funkadelicinvloeden.

De heren luisteren alle vier naar King Krimson (beweren ze toch, als leden van het echte King Crimson met Toolmuziek geconfronteerd worden horen ze zichzelf nergens).

De eerste Toolsong die mij ooit plat kreeg heet ‘Hush’: ‘I can’t say what I want to / even if I’m not serious’, dié bom. In weerwil van dat tekstfragment nemen die van Tool hun muziek zéér au sérieux, en verlangen ze ook van hun publiek dat ze meer zijn dan gedwee, al dan niet skydivend klapvee.
 

 
3/4 van Tool komt van heel ver. Toen ze nog aan de groep moesten beginnen waren ze bevriend met Green Jellÿ, een bende crossovercarnavalisten met wie ze zelfs een huis deelden. Eén van Green Jellÿ’s songs heette ‘I’ve Got Poo-Poo On My Shoe’, een andere duurde 1 seconde. Green Jellÿ liet een limousine voorrijden toen niemand hen kende. De cd ‘Triple Live Möther Gööse at Budokan’ werd in een garage opgenomen. De fans namen de doorzichtige gelatinepudding waarnaar de groep zich noemde mee naar optredens, en niet om ‘em op te eten.

Green Jellÿ had veel minder tijd en aandacht voor de muziek dan voor de garderobe (‘Onze grootste invloed is Gwar. Van hen leerden we dat je je kostuums niet van papier-maché en kippengaas, maar van isomo moet maken’).

Hun eerste bekendheid verwierven ze via The Gong Show, waar ze verkleed als koe, drol en pompoen naartoe trokken. Als u hen kent is het van de hit waarin ‘Little pig, little pig, let me in’ wordt gevolgd door een falsettohoog ‘Not by the hair of my chinny chin chin’. Wel, dié chinny chin chin, die werd ingezongen door Maynard James Keenan van Tool. Aan de drums Danny Carey. Gitarist Adam Jones was betrokken bij de claymation voor de clip.

De idiotie van de pre-Tooldagen laat tot op de derde plaat serieuze remsporen achter. De hoes van ‘Aenima’ bevat 16 hoezen van andere platen die de groep zou hebben gemaakt. Other albums available by Tool: ‘Betlehem abortion clinic’ (op de hoes een foto van een glasraam), ‘Bad breath’ (een miss uit de missverkiezing), ‘I smell urine’ (een kind hangt boven een drinkfontein).

‘Intermission’ wordt ingespeeld door iemand die later muziek zou maken voor Spongebob Squarepants. Een neefje van Hitler zweept in de Nine Inch Nailsparodie ‘Die Eier von Satan’ de massa op met een recept voor koekjes. Ingrediënten: ‘Eine Messerspitze Turkisches Haschisch / Ein halbes Pfund Butter / Ein Teelöffel Vanillenzucker’. Toverspreuk: ‘Simsalbimbamba’. Tip om gezellig te kokkerellen: ‘Auf ein gefettetes Backblech legen und / Bei zweihundert Grad fur funfzehn Minuten backen’. Woorden die in de plaats van ‘Heil Hitler’ komen: ‘KEINE EIER’.
  
Een Italiaan laat ook ergens een boodschap op een antwoordapparaat achter: ‘Pezzo di merda, figlio di puttana. I hope somebody in your family dies soon.’

De sfeer wordt inderdaad gemener: in ‘Hooker with a penis’ komt Maynard Keenan een in de juiste Vans, 501’s, t-shirt en piercings gestoken punker tegen die hem meldt dat Tool zichzelf verkocht heeft aan de duivel. Keenan wordt er dus van beschuldigd een sell out te zijn. Zijn antwoord: ‘I sold my soul to make a record, Dipshit / And then you bought one’. Natuurlijk wint ex-militair Keenan van opponent Trendy Punker met knock-out.

Het meeste van wat u hier (en tot hier) over Tool las, gom ik nu weg. Ik neem uit de dagen voor ‘Aenima’ alleen een paar oude songs mee (‘Prison sex’, ‘Hush’, ‘Sober’). Ik laat ook ‘Lateralus’ en ‘10,000 days’ achter – platen van later. Slechte platen? Nee, maar ze zijn minder afgronddiep, veel beredeneerder en egaler van kwaliteit; sommige songs klinken als Metallica. De cd’s bevatten minder hoge pieken dan de zes zesduizenders die ik na wat opruimwerk uit deze Himalaya knip. Graag gedaan.

1. ‘Stinkfist’, de opener die je meteen in de houdgreep van de Toolvibe brengt, om je niet meer te lossen. De bizarre ritmeveranderingen blijven voor mij na al die jaren gelijke tred houden met herinneringen aan de performance van de zanger die als een gebochelde met een getatoeëerde ruggengraat alle hoeken van het podium verkende en aan de video’s met de spooky stopmotion-animatie met kleimannetjes van Adam Jones. Tool is eigenlijk een beetje stopmotion. De tekst met finger deep… knuckle deep… elbow deep inside the borderline… verandert vandaag bij elke nieuwe beluistering van betekenis, maar omdat de plaat in het Dutrouxjaar 1996 is geboren, hoorde ik in die dagen over kindermisbruik zingen, vanuit het standpunt van de misbruiker, die ooit zelf misbruikt werd. In die interpretatie is de hardste zin: ‘What became of subtlety?’
 

 
2. ‘Eulogy’, over Scientology-oprichter Ron L. Hubbard. Inderdaad een zéér irritant man. In de muziek is alle vet eraf getrimd, een tijdje vasten heeft lichaam en geest van alle vuiligheid gereinigd. Voor de ‘martelaar’ Hubbard is de boodschap ondertussen niet mals: ‘Get off your fucking cross / We need the fucking space / to nail the next fool martyr’.
 

 
3. ‘H.’, een ouroboros van een song. Ik zei dus: een slang van een song die zijn eigen staart opeet om een eeuwige cirkel te vormen. ‘The snake behind me hisses / what my damage could have done / my blood before me begs me / open up my heart again’. Niet kunnen kiezen. Kiezen. Evolutie. Verandering. Beweging. Eenheid. Wederkeer. Stilstaan voor de spiegel en weer niks dat je tegemoet komt, dát natuurlijk ook.
 

 
4. ‘Jimmy’, heel waarschijnlijk een mijmering van Keenan bij een gebeurtenis die hem tekende: zijn moeder raakte volledig verlamd toen hij 11 was. Ontroerende, machtige song! Verkent en onderzoekt in de kindertijd diepten en hoogten van waarheid en inzicht. Belandt uiteindelijk zonder landingsfouten op de mat van de volwassenheid.
 

 
5. ‘Forty Six & 2′, dat ook over schaduwen gaat, en hoe ze te controleren. Dit is een uitgeslagen brand aangestoken door hart én verstand, en een brand die hart en verstand daarna proberen te blussen. In de song zit veel van de schaduwtheorie van Carl Gustav Jung. Kort: je schaduw (samen met anima en persona een van ’s mans drie archetypes) integreer je best een beetje in je doen en laten in plaats van ‘em naar het onderbewuste te verbannen. Tool klinkt hier alsof het koste wat het kost van plan is om op de wijze van The Doors door te breken naar de andere kant. ’46 & 2 are just ahead of me’ klinkt het ergens: heeft waarschijnlijk te maken met een totaal van de pot gerukte theorie van ene Drunvalo Mechizedek. Hij dicht de Aboriginals 42+2 chromosomen toe (niet waar). Hij plaatst ons moderne mensen met 44+2 chromosomen (oké) in een overgangsfase: we zullen evolueren naar een geüpdatete soort met 46+2 chromosomen (jaja) die ons bewustzijn een boost gaat geven (uiteraard!). Is op z’n slechtst een gevaarlijke theorie (omdat de Aboriginals geen mensen meer genoemd worden), en op z’n best een verzinsel zoals de bijbel een verzinsel is, en daar hoort zoals bij de bijbel vandaag een lange internetdiscussie bij, die voor mij vooral interessant is geweest. Waarom Tool, doorgaans intelligente mensen, hier naar deze kwakzalver verwijzen? Beats me.
 

 
6. ‘Aenema’: een darmspoeling voor de ziel van Tinseltown Los Angeles. Tool samplet de in 1994 gestorven comedian Bill Hicks: ‘Leer zwemmen, want ik zit te hopen op een zondvloed die jullie tot aan de baai van Arizona wegspoelt’. In de cd-inlay een geschilderd portret van Hicks, met onderschrift ‘Another dead hero’. Hicks was een vriend en een verwante ziel: ook op zoek naar psychedelische verlichting en iemand die zich op z’n trips evenmin beperkte tot de tuin van Eden. De Hicks- en Toolboodschap aan alle L.A.-freaks van toen met hun liposuctie en hun Prozac en hun goedkope praatjes over religie was natuurlijk niet: leer zwemmen of sterf, maar wel: plug je hart en je hersenen opnieuw in in het collectieve bewustzijn.
 

 

‘Bang bang Lulu’

 
image
 
The Modern Lovers
The Modern Lovers
1972 / 1976

 

The Dream Syndicate ter hoogte van hun debuut ‘The days of wine and roses’, The Strokes op hún eerste ‘Is this it’, Joy Division, Slowdive, The Jesus And Mary Chain, Patti Smith op ‘Horses’… het zijn lang niet de enige muzikanten die op repetities zoveel mogelijk aandachtpunten uit het Grote Velvet Underground-10-puntenplan ter sprake brachten.

Een van de eerste en weirdste fans under the influence was Jonathan Richman. Hij droeg een streepjessweater uit de matrozenafdeling, bleef van de heroïne af (en ook van de drank, van de sigaretten en zelfs van de mayonaise en de zonnebrillen), kwam uit de Amerikaanse staat die het meest aanleiding geeft tot spelfouten (MassachuSeTTs) en bij uitbreiding uit de in zijn songs al eens verheerlijkte regio New England, ooit bakermat der Puriteinen. Een brave jongen dus, die nochtans al van eind jaren 60 lange tijd in de Grote Rotte Appel New York rondhing om van The Velvet Underground eh, … foto’s te maken.
 

 

Zes van de negen songs op het titelloze debuut van Jonathan Richmans groep The Modern Lovers werden door John Cale al in 1972 geproducet, en toen de plaat eindelijk uitkwam in 1976, en Cale de song ‘Pablo Picasso’ al had gepikt én uitgebracht, sloot ‘The Modern Lovers’ eindelijk een beetje bij de New Yorkse punk aan. Een beetje, want teksten stijl ‘I still love my parents’ en ‘I still love the old world’ werden niet élke avond in CBGB’s gezongen.
 

 

Doorgaans gaan we nu aan een onbegrepen genie denken en met het vingertje naar de platenfirma wijzen, of staat er iets als ‘de wereld was er nog niet klaar voor’, ‘artiest was tijd te ver vooruit’ en ‘de plaat bleef om onbegrijpelijke redenen op de plank liggen’, maar de wereld was er – getuige het livesucces van de groep in Boston en omstreken en de interesse van meer dan één firma – vollédig klaar voor.

De redenen waarom dit groepje niet van de grond kwam zijn helemaal niet onbegrijpelijk: die redenen zijn Jonathan Richman zelf en de muziek die hij in 1973 op het eiland Bermuda hoorde. Richman heeft er uitvoerig over bericht in de song ‘Monolgue about Bermuda’, die we eventjes scherper zullen afbeelden.
‘Jonathan, Jonathan / I wanna know something’, vraagt Jonathan aan zichzelf: ‘Wat ging er door je heen in Bermuda?’ Antwoord: ‘In Bermuda kwam ik er – Bum di dee Bum di dee Bum Bum Bum nog aan toe – voor mezelf achter wat voor een stijve hark ik was. In hotel Inverurie stond ik boven allerlei Fender stuff en smidshamers die we op aambeelden sloegen een drammerige tekst te zingen stijl ‘She cracked / She eats shit, eats creeps, gets stoned / I stay alone, eat health food at home’. Daar was niks snotneuzerigs aan, zeker? We waren bloedserieus, en het ergst van al: we dachten dat we het er bij het studentenpubliek keihard aan het inrammen waren. Maar de gasten die het er echt bij hen inramden waren 40 jaar oud, hadden allemaal dezelfde zonnebril en heetten The Bermuda Strollers. Ze hadden grote gitaren, en de studenten waren gek van hun song ‘Bang bang Lulu’: ‘Lulu had a boyfriend / Name was Tommy Tucker / Took her out to his house / To see if he could …’ De gitaar klonk echt vet, en de bassist was nóg beter: hij had een regenjas aan, bewoog amper en kauwde op z’n kauwgom terwijl hij simpel en los speelde; hij was de Bill Wyman van de Caraïben. Weet je, na die trip vlotte het niet meer met de Modern Lovers omdat ik Calypsoplaten begon te kopen…’

Ha! Dáárom was ‘The Modern lovers’ dus vier jaar te laat. Maar wat staat er wel op die ‘veel te stijve’, ‘snotneuzerige’ prepunkplaat? ‘Roadrunner’ moet u kennen, omdat het een beetje een hit is geweest, omdat de groep erin slaagt een vrolijke versie van ‘Sister Ray’ neer te zetten, omdat er in het begin niet tot 3 en niet tot 4, maar tot 6 wordt afgeteld en omdat de finale met ‘I’ve got the world / got the turnpike / got the RADIO ON’ even geweldig is als de miepmiepende renvogel van de gelijknamige cartoon. Hieronder versie 2 van 4 versies. Het is de versie die op de lp staat.
 

 

Het monumentale ‘Pablo Picasso’ is trager en dreigender: ‘Girls could not resist his stare and so / Pablo Picasso was never called an asshole… Not like you!… Not in New York’.
 

 

‘Hospital’ is regelrecht schrijnend: de ritmeveranderingen zijn verwant aan die van ‘Heroin’, de tekst zou kunnen gaan over een meisje dat drugs gebruikt: ‘I can’t stand what you do / but I’m in love with your eyes’.
 

 

In ‘Girlfriend’ staat echt alles in de voorwaardelijke wijs: museumbezoek, lief en met lief doorheen de schilderijen van Cezanne kijken: ‘If I were to walk to the Museum of Fine Arts in Boston / Well, first I’d go to the room where they keep the Cezannes / But if I had by my side a girlfriend / Then I could look through the paintings / I could look right through them / Because I’d have found something that I understand / I’d understand a girlfriend’.

In ‘Old world’ zit een New Yorks lief dat niet verstaat dat Jonathan ouders heeft die hij graag ziet en dat hij zijn plaats in de oude wereld wil behouden. In ‘Modern world’ klinkt het al helemaal anders: ‘Well the modern world is not so bad / Not like the students say / In fact I’d be in heaven / If you’d share the modern world with me’. Richman raadt hier een meisje het volgende aan: ‘Stop all this weak stuff / And drop out of B.U.’ Ik heb deze plaat oneindig veel gedraaid, maar onlangs pas geleerd dat B.U. staat voor Boston University. Leve Internet!
 

 

Fast forward naar 1976 en daarna. Terwijl ‘Modern lovers’ hier en daar lovende recensies krijgt, heeft Jonathan Richman geen zin meer in punk en ‘snotty’ pioniersschap. Hij kent nu de paar catchy Calypsoplaten die hij heeft gekocht uit het hoofd, schrijft een wereldhit met ‘Egyptian reggae’, en zingt ‘Ice cream man, ring your bell’ en ‘Hey there, little insect, don’t scare me so / Don’t land on me, and bite me no’ en ‘I’m a little airplane nyow nyow’.

Richmans liedjes verFischer-Pricen en versnotneuzen elk jaar meer. Het harpspel van Harpo Marx wordt opgehemeld, de Dodge Veg-O-Matic is een auto die niet rijdt, New England krijgt een lofzang vol met Dum-de-dum-de-dum-dum-da-dum-day’s. Als ik ‘em in ‘Dancing in the lesbian bar’ hoor zingen: ‘Well in the first bar, things were o-kay / But in this bar, things were more my way’, denk ik: hoe lang hou je dat eigenlijk vol, een levensstijl in Hawaï-shirt op de voorste rij van een Cure-concert?

Rewind naar 1972 en naar het einde van ‘Old world’. Een immer snipverkouden Richman zingt ‘Now we say bye bye old world’ boven ‘Sister ray’-gitaar en orgel dat door Jerry Harrison (later Talking Heads) wordt bespeeld: ‘Gotta help the new world’… ‘Oh bye bye’. Om in de fade out nog te besluiten met: ‘I say Bye. Bye. Bye. Bye. Old World’.

Al dat opzoekwerk rond dit sublieme, aan de wieg van de Amerikaanse seventiespunk staande debuut, en met wat word ik beloond? Met die verdomde Bang bang Lulumelodie die ik niet uit mijn hoofd krijg! U bent gewaarschuwd als u ‘Monologue about Bermuda’ aanklikt. Wie voor de afsluitende video (met de demo van ‘She cracked’) kiest, komt in de Grote Punkrivier terecht op een plek niet ver van de bron.
 

 

 

 

 

Goudlokje

 
 
image
 
The Velvet Underground
The Velvet Underground
1969

 
 

Begin 1969. Nico is al een tijdje weg. John Cale sinds kort ook. Cale heeft net een rare plaat van Nico volgespeeld en zal zeer binnenkort een legendarische plaat van The Stooges producen. Cale doet ook alle andere dingen zonder Lou Reed. Ook Andy Warhol neemt de telefoon niet meer op. Lou Reed staat omzeggens alleen naast Moe Tucker en Sterling Morrison. Hij heeft die allenigheid volstrekt aan zichzelf te danken, en hij weet het. Hij denkt: the most important thing is work. Hij zegt tegen nieuwkomer Doug Yule: ‘Zing jij opener ‘Candy says’ maar’. En wat zegt Candy? ‘I’ve come to hate my body / and all that it requires in this world’. ‘The Velvet Underground’, mijn favoriete Velvet Underground, is begonnen.

Dat ‘Candy says’ een hymne is voor een travestiet die later in de Reeddiscografie nog ter sprake komt is hier van weinig belang. De song is schuchter, de delivery griezelig kalm, het V.U.-geëxperimenteer vervangen door gaten van stilte. Driewerf Wow!
 

 

‘What goes on’ is al bezig: gewoonweg de beste song ooit met aan de ene kant een gitaar die een beetje als draailier klinkt en aan de overkant een gitaar die tsjaktsjaktsjak doet met een orgeltje erboven. Bovendien dansbaar, blijkt ook vandaag in de woonkamer. In de tekst iets met ‘I’m goin’ up, and I’m goin’ down / I’m gonna a-a-a-aaaa / ? / ? / it’s gonna be alright’. Ik weiger het op te zoeken.
 

 

De derde lp de moeilijkste? De derde Velvet Underground klinkt alleszins als de makkelijkste. In ‘Some kinda love’ vertelt een Margarita van alles aan een Tom, gewoon een Lou Reedmanier van vertellen die hij in de jaren die volgen nog zal gebruiken. Reed is boven rare folkcountryblues op zoek naar een amoreel universum. Stuk lyric: ‘Of course you’re a bore / But at that you’re not charmless’.

Het overspel in ‘Pale blue eyes’ zit vol tamboerijn en hemelse gitaar. Tekstfragment: ‘The fact that you are married / only proves you’re my best friend’.
 

 

De song ‘Jesus’ daarna een gebed waarin om hulp wordt gevraagd? Wellicht gewoon een cynische Lou Reedmanier van combineren die hij in de jaren die volgen nog zal gebruiken. De gitaar doet aan zachte White Stripes denken, de bas aan The XX.

In ‘Beginning to see the light’ heeft ‘het licht zien’ iets te maken met wijn in de ochtend en ontbijt voor het slapengaan; omkering der waarden, zou een dode, Duitse filosoof zeggen. Reed zingt: ‘Here we go again / Playing the fool again’, en ik voel plots een Goudlokje en de drie beren-moment aanwaaien.

Natuurlijk herinnert u zich Goudlokje in het berenhuis nog: op tafel staan een reuzenbord, een middelgroot bord en een klein bordje. Er staan natuurlijk ook berenstoelen en berenbedden in drie verschillende maten in het huis, daar ga ik niet op zitten of in liggen. Ik ga louter van de borden pap het oeuvre van Lou Reed maken en het Goudlokje in mij eerst laten proeven van de viola- en gitaarnoise van ‘White light / White heat’, ‘Sister Ray’ en ‘The black angel’s death song’: te warm. Ik neem een hap van ‘Berlin’, ‘New York’, ‘Songs for Drella’ en ‘Magic and loss’: te koud. En dan zijn er deze derde Velvetplaat en de demo’s van ‘Loaded’ (én ‘V.U.’, een plaat uit dezelfde periode die pas in 1985 werd uitgebracht): van deze smulkommetjes zou ik er nog een paar kunnen uitlepelen.

Ik zit voorlopig aan song 7, ‘I’m set free’. Om preciezer te zijn: ‘Set free to find a new illusion’. De drums van Maureen Tucker en de gitaar van Reed doen hier nog eens ‘All tomorrow’s parties’ en ‘Heroin’ in bijna unpluggde folkvariant. Klinkt ook live in Max’s Kansas City als een heerlijk rommeltje:
 

 

‘That’s the story of my life’ doet het licht tobbend, klinkt losvast en is gelaten met een filosofisch citaat in de weer. ‘The murder mystery’ is dobbelsteen- en collagekunst, gebruikt veel parlandi tegelijk, maar wordt in het refrein gered door Moe Tucker, van hier af officieel mijn favoriete sixtiesbloemenmeisje links van Nancy Sinatra.

Tucker brengt ter vervolmaking van dit schijfje een loflied op de eeuwige nacht in ‘After hours’: ‘Dark party bars, shiny Cadillac cars / And the people on subways and trains’. De pijn is bijna geleden, de afstand bijna genomen, het hese kinderstemmetje raar en niet meteen geschikt voor een Bachkoor: ‘All the people are dancing / And they’re having such fun / I wish it could happen to me’. Reed vond de song te persoonlijk en duwde Tucker voor de microfoon. Meteen het einde van de meest verstilde, waardige en gereserveerde Velvetplaat.

De beste ode aan de groep The Velvet Underground is van de hand van Jonathan Richman, die er eind jaren 60 bij was en die er een song over schreef. Eén waarin ‘How in the world were they makin’ that sound?’ rijmt op ‘The Velvet Underground’. Soms is Richman in de tekst gewoon goed: ‘Both guitars got the Fuzztone on / Drummer’s standing upright, poundin’ along / A howl, a tone, a feedback whine / Biker boys meet the college kind’. Een enkele keer schrijft hij de beste Velvetsrecensie ooit: ‘Bold and brash, sharp and rude / Like the heat’s turned off and you’re low on food’.
 

 

De Spotifyplaylist is van de hand van Goudlokje, die een smulkommetje met de zachtste en de rammelendste Velvetsnoep uitlepelt, snel de categorieën ‘Allerlei soorten humor’ en ‘Yes indeed, it’s funtime’ aanklikt, en een favoriete video achterlaat.