‘Eid ma clack shaw’

 
image
 
Bill Callahan
Sometimes I wish we were an eagle
2009

 

Fast forward naar song nummer 5. Die heet ‘Too many birds’. Er zitten in die song te veel vogels in één boom. En het wordt almaar erger: ‘And one more bird / Then one more bird / And one last bird / And another’.

Eén laatste merel vindt geen plek om te landen, hij hoopt de plek terug te vinden waar hij ooit rust heeft kunnen vinden, maar dat is met zekerheid niét deze overvolle boom.

Dus vliegt de merel uit om op een steen te slapen (en wellicht slecht te slapen), om daarna tóch terug te keren naar de boom met te veel vogels.

Het laatste stuk tekst is als een woordladder uit te schrijven:

If…
If you…
If you could…
If you could only…
If you could only stop…
If you could only stop your…
If you could only stop your heart…
If you could only stop your heart beat…
If you could only stop your heart beat for…
If you could only stop your heart beat for one heart…
If you could only stop your heart beat for one heart beat’

Misschien zijn de vogels gedachten. Misschien gaan de laatste woorden van ‘Too many birds’ niet over hartkloppingen, maar over gedachten die te veel overnemen. Misschien wil het hoofdpersonage – al is het maar voor één enkele keer – een ander geluid horen, en niet meer vastzitten.
 

 

Wat ook kan: Bill Callahan heeft naar de hoes van de cd ‘Sky blue sky’ van Wilco zitten kijken, en hij heeft toen gedacht: ‘Daar schrijf ik een song over!’

image

De cd ‘Sometimes I wish we were an eagle’ is Bill Callahans tweede soloplaat na de Smogcarrière. De eerste heet ‘Woke on a whaleheart’, de derde ‘Apocalypse’. Dat zegt iets.

De plaat begint met ‘I started out in search of / ordinary things / how much of a tree / bends in the wind’ en eindigt met ‘It’s time to put god away’. Dat zegt ook iets.

Op de hoes staan paarden. Eén keer komt met zekerheid een paard langs. Of beter: wordt aan de paardmetafoor kleur, klank en betekenis ontleend. Het dier heeft last van een zenuwtrek in de schoft en schudt z’n maantop (of voorlak): uiteraard begint de Texaan Callahan met delen van het dier die ik ook in het Nederlands niet kende. Gelukkig steigert het paard ook, en gooit het de achterpoten omhoog. Het krijgt zijn ruiter niet afgegooid, zoals de mens die dit bedenkt zijn herinneringen niet kan afschudden: ‘All these fine memories are fuckin’ me down’.

De verteller droomt in diezelfde song ‘Eid ma clack shaw’ dat hij alleen dróómt dat zijn geliefde hem heeft verlaten; hij landt bij het wakker worden nogal hard in de realiteit. Hij droomt ook een tweede droom, één over een perfecte song: ‘It held all the answers / like hands laid on’. De volgende ochtend vindt hij op het nachtkastje een neergekrabbelde tekst terug: ‘Eid ma clack shaw / Zupoven del ba / Mertepy ven seinur / Cofally ragdah’.
 

 

Het absolute hoogtepunt: ‘All thoughts are prey to some beast’. De winterboom uit de song ziet eruit als hersenen, en de kleine vogels die erin rondhuppelen (of in hun nestje zitten te luisteren naar de anderen) zijn de zachte gedachten en de zoete verlangens van de zanger: spreeuwen, vinken en winterkoninkjes. Aan de horizon verschijnt een grotere vogelvariant: de arend, die aan één blik genoeg heeft om alle zachte gedachten te doen vluchten. De arend denkt: ‘Leeg, die boom. Helemaal voor mij alleen. Misschien bouw ik hier mijn huis. Ik moet gewoon de nestjes van de kleintjes aan mekaar vlechten.’ Maar er blokkeert iets, want alle zoete verlangens en zachte gedachten zijn verdwenen. De arend roept: ‘Ik ben alleen’, en vindt het hoog tijd om de boom te ontvluchten. Na wat moeite lukt dat. De zanger zingt nu dat alle gedachten ten prooi zijn aan een of ander beest. Zou dat beest voor de arend de wind zijn? Als de arend hoog in de lucht zijn eigen roofdier (schaduw?) bekampt, keren de zoete verlangens en zachte gedachten terug naar de winterboom. Ik denk: de arend is een gedachte die veel, soms zelfs alles, overneemt. Daarom gaat volgens mij ook ‘Too many birds’ over gedachten, maar op de vraag ‘Are you sure?’ moet ik ‘Nee’ antwoorden.
 

 

‘Rococo zephyr’ zou een wuft briesje kunnen zijn dat over Callahan en zijn geliefde vliegt, en toch veel schade aanricht. Of inzichten verschaft: ‘Well I used to be sort of blind / Now I can sort of see’. Op een ‘Eureka’ met een uitroepteken erbij ga je deze man niet gauw betrappen.

In ‘The wind and the dove’ lijkt een relatie écht af te lopen. De breuk neemt zelfs een deel van het toneeldecor mee: ‘I peer through the window gone’.

Als ik nu eens geen tekstdissectie uitvoer en gewoon naar de muziek luister? Bill Callahan heeft erover gezegd: ‘De gitarist speelde nogal ‘on-macho’ gitaar, de drums waren speciaal, de bassist was een vriend van de producer. De strijkers werden achteraf opgenomen, met één microfoon, zoals vroeger. Ik zou er lang kunnen over vertellen, maar is dit interviewtje niet bedoeld als wervende samenvatting voor de flaptekst?’

Callahans groep lijkt in 2009 net terug van een vakantie in Groot-Arabië, maar verwacht niet te veel: ze zijn amper het hotel uit geweest. Lees: heel mooi allemaal, maar verwacht geen wereldmuziek. Het tempo is soms zo gezapig dat herinneringen aan tegelplakkers als speedmetal beginnen te zoemen.

Van hier af vervolmaakt Callahan zijn geheel eigen, tjokvol rare pauzes zittende delivery; denk het onregelmatig kloppend hart van hierboven. Zijn bariton klinkt in de meeste songs als pek.

Het uptempo ‘My friend’ probeert ver weg te blijven van clichés over vriendschap (‘Uit hetzelfde hout gesneden’, die tralala), maar belandt bij steunpilaar en balk van dezelfde galg. Ik denk: ‘Oké!’, en daarna denk ik niks.

In afsluiter ‘Faith/void’ is ‘It’s time to put god away’ de begingedachte. In 2005 zong Callahan: ‘God is een woord / Daar eindigt het argument’, en die waarheid is mij liever dan de gelovigen uit ‘Faith/void’ die ‘kinderen vervloeken en de zieken nog zieker maken’. Zou kunnen gaan over mensen die tegen vaccinatie of embryoselectie zijn. Dat die bestaan kan ik ook in de krant lezen. Maar dan komt er toch iets: ‘A void without a question is just perverse / Like tear gas misters at my grave’. Het idee dat iemand zijn eigen graf ziet liggen. Dat er traangasspuiters werden geïnstalleerd. Dat de mensen die voor zijn graf staan daardoor valse tranen huilen. Is inderdaad pervers. En sort of grappig.

Callahans discografie is een indrukwekkende Alp. Een fragment uit 2003: ‘When they make the movie of your life / They’re going to have to ask you / To do your own stunts / Because nobody nobody nobody / Could pull off the same shit as you / And still come out alright’. Een zeer goeie 21e-eeuwse gedachte.

Op Spotify weinig Bill Callahan. Daarom drie youtubefavorieten: