Goudlokje

 
 
image
 
The Velvet Underground
The Velvet Underground
1969

 
 

Begin 1969. Nico is al een tijdje weg. John Cale sinds kort ook. Cale heeft net een rare plaat van Nico volgespeeld en zal zeer binnenkort een legendarische plaat van The Stooges producen. Cale doet ook alle andere dingen zonder Lou Reed. Ook Andy Warhol neemt de telefoon niet meer op. Lou Reed staat omzeggens alleen naast Moe Tucker en Sterling Morrison. Hij heeft die allenigheid volstrekt aan zichzelf te danken, en hij weet het. Hij denkt: the most important thing is work. Hij zegt tegen nieuwkomer Doug Yule: ‘Zing jij opener ‘Candy says’ maar’. En wat zegt Candy? ‘I’ve come to hate my body / and all that it requires in this world’. ‘The Velvet Underground’, mijn favoriete Velvet Underground, is begonnen.

Dat ‘Candy says’ een hymne is voor een travestiet die later in de Reeddiscografie nog ter sprake komt is hier van weinig belang. De song is schuchter, de delivery griezelig kalm, het V.U.-geëxperimenteer vervangen door gaten van stilte. Driewerf Wow!
 

 

‘What goes on’ is al bezig: gewoonweg de beste song ooit met aan de ene kant een gitaar die een beetje als draailier klinkt en aan de overkant een gitaar die tsjaktsjaktsjak doet met een orgeltje erboven. Bovendien dansbaar, blijkt ook vandaag in de woonkamer. In de tekst iets met ‘I’m goin’ up, and I’m goin’ down / I’m gonna a-a-a-aaaa / ? / ? / it’s gonna be alright’. Ik weiger het op te zoeken.
 

 

De derde lp de moeilijkste? De derde Velvet Underground klinkt alleszins als de makkelijkste. In ‘Some kinda love’ vertelt een Margarita van alles aan een Tom, gewoon een Lou Reedmanier van vertellen die hij in de jaren die volgen nog zal gebruiken. Reed is boven rare folkcountryblues op zoek naar een amoreel universum. Stuk lyric: ‘Of course you’re a bore / But at that you’re not charmless’.

Het overspel in ‘Pale blue eyes’ zit vol tamboerijn en hemelse gitaar. Tekstfragment: ‘The fact that you are married / only proves you’re my best friend’.
 

 

De song ‘Jesus’ daarna een gebed waarin om hulp wordt gevraagd? Wellicht gewoon een cynische Lou Reedmanier van combineren die hij in de jaren die volgen nog zal gebruiken. De gitaar doet aan zachte White Stripes denken, de bas aan The XX.

In ‘Beginning to see the light’ heeft ‘het licht zien’ iets te maken met wijn in de ochtend en ontbijt voor het slapengaan; omkering der waarden, zou een dode, Duitse filosoof zeggen. Reed zingt: ‘Here we go again / Playing the fool again’, en ik voel plots een Goudlokje en de drie beren-moment aanwaaien.

Natuurlijk herinnert u zich Goudlokje in het berenhuis nog: op tafel staan een reuzenbord, een middelgroot bord en een klein bordje. Er staan natuurlijk ook berenstoelen en berenbedden in drie verschillende maten in het huis, daar ga ik niet op zitten of in liggen. Ik ga louter van de borden pap het oeuvre van Lou Reed maken en het Goudlokje in mij eerst laten proeven van de viola- en gitaarnoise van ‘White light / White heat’, ‘Sister Ray’ en ‘The black angel’s death song’: te warm. Ik neem een hap van ‘Berlin’, ‘New York’, ‘Songs for Drella’ en ‘Magic and loss’: te koud. En dan zijn er deze derde Velvetplaat en de demo’s van ‘Loaded’ (én ‘V.U.’, een plaat uit dezelfde periode die pas in 1985 werd uitgebracht): van deze smulkommetjes zou ik er nog een paar kunnen uitlepelen.

Ik zit voorlopig aan song 7, ‘I’m set free’. Om preciezer te zijn: ‘Set free to find a new illusion’. De drums van Maureen Tucker en de gitaar van Reed doen hier nog eens ‘All tomorrow’s parties’ en ‘Heroin’ in bijna unpluggde folkvariant. Klinkt ook live in Max’s Kansas City als een heerlijk rommeltje:
 

 

‘That’s the story of my life’ doet het licht tobbend, klinkt losvast en is gelaten met een filosofisch citaat in de weer. ‘The murder mystery’ is dobbelsteen- en collagekunst, gebruikt veel parlandi tegelijk, maar wordt in het refrein gered door Moe Tucker, van hier af officieel mijn favoriete sixtiesbloemenmeisje links van Nancy Sinatra.

Tucker brengt ter vervolmaking van dit schijfje een loflied op de eeuwige nacht in ‘After hours’: ‘Dark party bars, shiny Cadillac cars / And the people on subways and trains’. De pijn is bijna geleden, de afstand bijna genomen, het hese kinderstemmetje raar en niet meteen geschikt voor een Bachkoor: ‘All the people are dancing / And they’re having such fun / I wish it could happen to me’. Reed vond de song te persoonlijk en duwde Tucker voor de microfoon. Meteen het einde van de meest verstilde, waardige en gereserveerde Velvetplaat.

De beste ode aan de groep The Velvet Underground is van de hand van Jonathan Richman, die er eind jaren 60 bij was en die er een song over schreef. Eén waarin ‘How in the world were they makin’ that sound?’ rijmt op ‘The Velvet Underground’. Soms is Richman in de tekst gewoon goed: ‘Both guitars got the Fuzztone on / Drummer’s standing upright, poundin’ along / A howl, a tone, a feedback whine / Biker boys meet the college kind’. Een enkele keer schrijft hij de beste Velvetsrecensie ooit: ‘Bold and brash, sharp and rude / Like the heat’s turned off and you’re low on food’.
 

 

De Spotifyplaylist is van de hand van Goudlokje, die een smulkommetje met de zachtste en de rammelendste Velvetsnoep uitlepelt, snel de categorieën ‘Allerlei soorten humor’ en ‘Yes indeed, it’s funtime’ aanklikt, en een favoriete video achterlaat.