De kleine schoorsteenveger

 
GetAttachment-2.aspx
 
Boudewijn de Groot
Hoe sterk is de eenzame fietser
1973

 

‘Hoe sterk is de eenzame fietser’. Geen vraagteken!

Opener ‘Terug van weggeweest’ is een midlife-lied. Het balanceert vandaag perfect tussen toen en nu: ‘Hou eindelijk eens op / te zeuren over vroeger / Degene die steeds omkijkt / die valt op zijn gezicht / Je bent alleen maar bang / voor wat er nog kan komen / Dat kan zoveel niet wezen / hou nou je mond eens dicht’. Ik heb hier ooit met kinderoren naar geluisterd en herinner me opnieuw waar de meubelen stonden. Maar: er zitten ook een tekst en een gitaarsolo uit 1973(!) in die ik vandaag goed vind. Faut le faire!

‘Eenzame fietser’ is ook als geheel terug van weggeweest. Ik vond de plaat fantastisch tot Urbanus kwam zeggen dat als moeder zong heel het huis in vreugde was (tot ze slagen kreeg van de kachelpook) en tot Raymond van het Groenewoud het had over een hondje dat kilo’s champignons at. ‘Constant degoutant’ van Kamagurka en De Vlaamse Primitieven was in die tijd ook in de buurt. Boudewijn de Groot werd een paar decennia lang weggezet als ‘iets voor kleffe bezinningsweekends’. Tot onlangs.

Feiten: deze plaat komt in de Groots carrière na de uitstekende onzinsingle ‘Strand’, na de sixtieshits waar ik niet meer warm voor loop, na de Dylan-, Kinks- en Aznavourcovers, na de picknick uit het psychedelische Tomorrowland van toen en na de heksensabbat vol zeikweer.

Net voor de oliecrisis belanden tekstschrijver Lennaert Nijgh en de Groot met de voetjes op de grond en schrijven ze nog snel een op de oude leest geschoeide succesplaat voor Rob De Nijs. Natuurlijk ken ik ze allemaal nog: ‘Malle Babbe’, ‘Jan Klaassen de trompetter’, ‘De avond’ (dat tot mijn verbazing vandaag in een nieuwe versie de Groots grootste hit ooit blijkt), ‘Dag zuster Ursula’ en ‘Leonardo’ met het geweldige ‘Vol van bijgeloof en inteelt / onder bruine vilten hoeden / kruipt het stadsvolk bij elkaar / Leonardo is een tovenaar’. Daarna is het tijd voor ‘Hoe sterk is de eenzame fietser’.

Er duikt op ‘Eenzame fietser’ een reiziger op die zegt: ‘Ik ben veranderd / Ik ben hier niet meer thuis / Maar laat de kinderen komen / De kinderen van dit huis’.

Er staan nog twee paar schoenen in Madrid. Een zak met wasgoed is in Parijs gebleven.

‘Tante Julia’ kent u van borsten en schouders, en van de klank van een radio van lang geleden. Er is blijkbaar een carnavalsversie die ik nooit heb gehoord. Of vakkundig heb verdrongen; nog beter.

Er wordt ook nagedacht over de toekomst van de kleine ‘Jimmy’ die in een stoeltje vooraan op de fiets zit. Als hij maar geen halfdood geschopte voetballer wordt, of een bord van de zakenman voor zijn kop krijgt. Maar vooral: wat een akoestische gitaaraandrijving! De hele plaat is van kop tot teen groots geproducet en fijn afgewerkt tegelijk. Als een vleugje country nodig is, weet iemand het op te roepen. Als een half orkest invalt zit het niet meteen tegen de traanklieren aan te beuken.

Ruud Engelander vertaalt twee William Blakegedichten. Fragment uit het eerste: ‘Then come home, my children, the sun is gone down/ And the dews of night arise / Your spring and your day are wasted in play /And your winter and night in disguise’. Dat wordt hier: ‘Kom nu naar huis, mijn kinderen / het is al veel te laat / De klok van de toren slaat 11 / Je lente, je daglicht verspil je met spelen / En je winter, je nacht, als een ander dan jezelf’. Een bijzondere vertaling. Ook voor de song geldt: horen is geloven.

Ook ‘The chimney sweeper’ wordt uit Blakes songs of experience gelicht: ‘Omdat ik best tevreden was / al hadden we het niet rijk / en ijzige kou me niet kon deren / kleedden ze me in zwarte dodenkleren / en leerden ze me het lied van ongelijk.’

William Blake stierf in 1827. Hij schreef songs of innocence en songs of experience. Denk een lam en een tijger. Denk een moeilijk huwelijk tussen hemel en hel, goed en kwaad, energie en rede. De verbeelding staat bij William Blake boven de zintuiglijke waarneming, de natuurlijke orde boven de vroege industriële revolutie, de gekleurde ets op een koperen plaat boven de drukpers met z’n massaproductie.

‘The doors of perception’ is van Blake. De tekst van het gedicht ‘And did those feet in ancient time’ schopte het als ‘Jerusalem’ bîjna tot Brits volkslied, en is een essential op de Britse Proms. Het begin ervan – ‘And did those feet in ancient time / Walk upon England’s mountains green? / And was the holy Lamb of God / On England’s pleasant pastures seen?’ – heeft met het gerucht te maken dat de jonge Jezus ooit Glastonbury zou bezocht hebben.

De Britse en bij uitbreiding Amerikaanse muziekgeschiedenis zit vol grote en minder grote wegwijzers naar Blakes werk. De playlist hieronder is als een eenzame fietser zo sterk, maar is ook zéér onvolledig.
 
image
 
image
 

 

 

120 – 116

 

image
 
Minutemen
‘Double nickles on the dime’
1984

 
Double nickles is truckersslang voor 55 mijl per uur, de maximumsnelheid die in 1984 in Californië pas was ingevoerd. The dime is Interstate 10. Op de hoesfoto rijdt de groep met de van op de dime, en de snelheidsmeter toont precies 55 mijl per uur ter hoogte van de afslag naar home town San Pedro. Deze mensen vonden het belangrijker om hun eigen, wilde muziek te maken dan om verkeersreglementen te overtreden.

 
image
 

Minutemen betekent niet dat dit trio songs van een minuut speelde. Spreek integendeel uit: [mainjoet], klein. In de betekenis van: geen stadiongroep. Minutemen werd later fIREHOSE. Nu ik erover nadenk, Minutemen en fIREHOSE zijn punkers die eruit zien als truckers.
 

 

Minutemen stopte toen zanger/gitarist D. Boon overleed in een auto-ongeval.
 

 

fIREHOSE begon toen Ed Crawford na lang aandringen bassist Mike Watt en drummer George Hurley zo ver kreeg om de draad weer op te pikken. Ze geloofden opnieuw in hard werk, in goedkope ticketprijzen, in zelf het afgetrapte VW-busje besturen, in de abstractie en de bondigheid van Wire en in de machtige songs van Creedence Clearwater Revival, in de jazzhaiku’s die ze als vanzelf bleven schrijven, in punk als ze niet te orthodox was en er een Afrikaans gitaartje in mocht, en in funk en jazz als je erop kon pogoën.
 
 
image
 
 

image
 
Boudewijn de Groot
‘Waar ik woon en wie ik ben’
1975

 

Er staat één plaat van Boudewijn de Groot écht in Honderd. Mijn twee favoriete de Grootsongs staan daar niet op. Ze komen uit ‘Waar ik woon en wie ik ben’, plaat die de Groot maakt zonder tekstschrijver Lennaert Nijgh: moet iets geweest zijn als Sonic Youth wier prepared gitaren werden gestolen.

1. De song ‘Waar ik woon’ is een man die de voordeur van het huisje in het straatje achter zich dicht slaat, heimwee heeft naar een vergezicht en asfalt zand voelt worden. Als hij zich ver van huis waant, wijzen mensen hem de Piramide van Austerliz aan (die staat in Utrecht), ligt het Venetië van het Noorden vlakbij (kan Brugge zijn, maar ook Amsterdam), verwart hij de Sahara met een zandverstuiving en loopt hij rond in de heuvels van Klein-Zwitserland (ik heb in Nederland ooit een onnozele duinenrij met die naam gezien). In een café zingt hij mee met ‘Yesterday’, ‘Je t’aime moi non plus’ en ‘Die Gitarren und das Meer’. ‘Waar ik woon’ sluit af met de geur van erwtensoep.
 

 

2. Er is ook ‘Moeder’, dat begint met vijf seconden gamelanpercussie. De zanger denkt aan het land van herkomst, Nederlands-Indië, waar hij zijn moeder in een jappenkamp achterliet. Op de schoorsteenmantel een portret van haar, als verstilde danseres. Javaanse danseressen drukken zich vooral met hun handen uit. Je moet dat eens meemaken in Jogjakarta, terwijl dat gehamer op rare kookpotjes als warme, onophoudelijke regen over je heen komt.

Het verre carillon dat Boudewijn de Groot hoort vanuit het herenhuis doet hem aan gamelan denken: ‘Nederlands Indië / Mijn moeder / ik mis ze soms / maar ik weet er weinig van’. Van een afstand. Er middenin. Persoonlijk leed. Professionaliteit. Klasse!
 

 

 
 

image
 
 

image
 
Saturday Night Fish Fry: New Orleans Funk And Soul
Muziek van Eddie Bo, Irma Thomas, Lee Dorsey, Huey Piano Smith, Dr. John, …

 
image
 
Het heet hier Honderd, maar De Nukkige Negenennegentig was ooit een werktitel. Een Sus-en-Wisalliteratie moest en zou het zijn, en nukkig, dacht ik, past alliteratief even goed bij 99 als hardnekkig bij 100. Met dat verschil: de betekenis klopte.

Synoniemen.net zegt bijvoorbeeld: nukkig (bn): bokkig, capricieus, chagrijnig, eigenzinnig, grillig, kribbig, kronkelend, nurks, onvoorspelbaar, sikkeneurig, snibbig, vinnig, wispelturig, wrevelig.

Als ik die adjectieven keurig in alfabetische volgorde zie staan, word ik al blij. Dus! Nukkige negenennegentig! Klaar! Aan de slag!

Maar.

Af en toe komen een paar ongenode vrolijke gasten binnen, langs de achterdeur dan nog, om het nukkige feestje met een smile van hier tot ginder te gate-crashen.

Voorbeelden?

Favoriete New Orleanstracks van lang geleden. Lee Dorsey’s ‘Sitting here la la / Waiting for my Ya Ya’ bijvoorbeeld. Of ‘Iko Iko’ van The Dixie Cups: percussie met kleine stokjes, en daarboven drie vrouwenstemmen: ‘My grandma and your grandma were sittin’ by the fire / My grandma told your grandma: I’m gonna set your flag on fire.’ De verschillende kleuren waar de vrouwen het in ‘Iko Iko’ over hebben, zijn die van de Mardi Gras-indianenpakken van hún chief van hún wijk. Moeilijkste stuk uit het refrein: ‘Jack-a-mo fee-nai ne’.
 

 

Daar hoort een hele moeilijke uitleg bij, één over talen en volksverhuizingen.
 

 

De middelmatige popkwisser in mij wist tot voor kort alleen dat The Belle Stars ‘Iko iko’ hebben gecovered in de jaren 80, en ontdekt nu dat er veel covers zijn; helaas ook veel zeer slechte.

Ik herinner me ook een afwas uit 2003 en een one hit wonder uit datzelfde jaar. Andere kleuren. Andere vlaggen. Andere stad. Moeilijkste stuk tekst: ‘Uh oooh, Uh oooh!’

 

 
 

image
 

image
 
Charles Ives
‘Central Park in the dark’
1906

 

Voor de wat rare, visionaire, minder dan 10 minuten durende (en een sample van een hit uit 1899 bevattende) compositie van Charles Ives moet u naar hier.

 
 
image

 

image
 
Billy Bragg
‘Life’s a riot with spy versus spy’
1983

 

Toen Billy Bragg in 1983 de wereld bestormde met de mini-lp ‘Life’s a riot with spy versus spy’ beschikte hij over een beperkt arsenaal wapens: zijn gitaar die een elektrisch broertje was van de Woodie Guthriemachine die fascisten doodde, een voorliefde voor de debuutplaat van The Clash (in het bijzonder de song ‘Garageland’ die hij toen coverde), een paar Dr. Martensschoenen, een gewoon kapsel (in die jaren een rariteit), zijn lef in het algemeen en zijn lef in het bijzonder om de belangrijkste radio-dj van toen, John Peel, te beloven een kip-Biryani van bij de Indiër naar de radiostudio te brengen als hij zijn plaat zou draaien.

Dat laatste lukte: Bragg wérd gedraaid, iedereen kon horen dat hij geen Nieuw Engeland wilde, maar wel een Nieuw Lief, en John Peel is die avond niet met honger in de auto gestapt.