In tal van richtingen draaiende vleermuisoren

 

image
 
Béla Bartók
Muziek voor Snaarinstrumenten, Slagwerk en Celesta
1936

 

Stanley Kubricks ‘The shining’ heeft mogelijk de beste soundtrack ooit. Dat is mede te danken aan de zeer spooky celesta en aan de gedempte violen van het derde deel, het adagio, dat Kubrick uit Béla Bartóks ‘Muziek voor Snaarinstrumenten, Slagwerk en Celesta’ knipte, en dat mij nóg harder heeft doen griezelen dan ik al griezelde bij het kijken naar ‘The shining’.
 
image
 
Laten we voor de goede orde bij het andante tranquillo beginnen: bij gedempte strijkers, bij nóg meer gedempte strijkers, bij basklanken en een zeer geleidelijk in crescendo gaande tweede minuut, bij het in minuut 3 groeiende besef dat we eigenlijk al in die Kubrickhorrorfilm zitten waar we het straks pas over mogen hebben. Waarna eerst een cimbaal rinkelt en dan de slagwerkclimax volgt, en hop, de afdaling wordt onmiddellijk ingezet.

Op internet heeft iemand dit andante op een x-as van maatsoort en een y-as van tijd en tempo uitgetekend. De laatste twee minuten worden terecht als een spiegelbeeld van wat voorafging bestempeld. Nieuw aan het einde is dat boven een grondlaag van opnieuw gesmoorde strijkers een celesta wordt aangeraakt (zij het heel anders dan in Buddy Holly’s ‘Everyday’), waarna alleen de strijkers afsluiten. Top!
 

 

Het allegro bevat harder gehamer (dat trouwens ooit tot de begintune van Terzake werd bewerkt). Ik moet een paar minuten ver op dit zoveelste grenspunt tussen pop en klassiek de sfeer van de song ‘From her to eternity’ van Nick Cave aanstippen: zelfde primordiale chaos waarbij in Caves geval een drieste, bluesachtige melodie naar boven komt, die eruit gehamerd wordt, en bij Bartók er eh… ook een drieste, bluesachtige melodie naar boven komt, die er nog harder uit gehamerd wordt. De piano maakt hier duidelijk geen deel uit van de snaarinstrumenten, maar van het al eens mishandelde slagwerk.
 

 

Het van ‘The shining’ bekende adagio gaat beginnen: na een paar minuten xylofoon, timpani en strijkers zit je via de hier als een muziekdoosje in een kinderkamer griezelig klinkende celesta meteen in de sfeer van de film: afgelegen hotel waar wordt overwinterd tussen de indianenkunst aan de muur, het zoontje met een zesde zintuig dat al eens met de go cart door de gangen is gaan rijden en de tweeling al heeft ontmoet, de vrouw die serieus ongerust wordt als ze naast en in de typmachine van haar romanschrijvende echtgenoot alleen bladzijden terugvindt vol met ‘All work and no play makes Jack a dull boy’, de sneeuw die zich buiten het hotel ophoopt en de muziek die vanaf minuut 3 even ondraaglijk wordt als de grijns die Jack Nicholson elk moment gaat opzetten. Kubrick had een arendsoog voor prachtige beelden, maar ook in tal van richtingen draaiende vleermuisoren voor bizarre soundtracks.
 

 

Gelukkig is daar het ritmischer Allegro molto; het gehamer komt dit keer uit pizzicato gespeelde strijkers. Opnieuw lijkt een speciale nieuwsuitzending te beginnen (het stuk werd in het Hongarije van 1936 geschreven, dus er was inderdaad slecht weer op til), maar een typisch Bartókvolksmuziekje neemt over; we zijn hier bijna aan het dansen. Qua magistrale, abrupte climaxwending van 45 seconden helemaal aan het eind met een alweer heel ander volksdeuntje kent ‘Muziek voor Snaarinstrumenten, Slagwerk en Celesta’ trouwens zijn gelijke niet.
 

 

In een vorig bericht over Béla Bartók (dat u hier vindt) had ik het over een fonograaf, veldopnamen, Zoltán Kodály, boerenmuziek en pikkendieverij. De playlist onderaan betrapt Bartók en Kodály niet alleen op heterdaad, maar lijst slechts een honderdste van de originals op. Daarna de Roemeense dansen, Bartóks zes grootste hits.
 

 

Grundsteinlegung

 
image
 
Einstürzende Neubauten
Haus der Lüge
1989

 

Over het begin van deze plaat schreef ik al het volgende in een inleidend bericht: ‘In de maanden voor de Berlijnse muur in 1989 met beitel en hamer pal onder hun studio in Kreuzberg tot souvenirs zou verkruimeld worden maakte Einstürzende Neubauten ‘Haus der Lüge’. De Prolog is al raar. Een twijfelende dictator spreekt tot de massa: ‘Meint ihr nicht: wir könnten unterschreiben / auf dass uns ein bis zwei Prozent gehören / und Tausende uns hörig sind’. Na ‘Wir könnten, aber…’ komt er lawaai uit de boxen. Ik bedoel lawaai! Een stellingname wordt overspoeld door chaos. Of door realisme, dat kan ook.’

Er werd toen geen geluid bij geleverd. Nu wel:
 

 

De song ‘Haus der Lüge’ geeft een rondleiding op alle vijf verdiepingen van het leugenhuis. Op het eerste wonen doven die geloven wat ze horen en blinden die geloven wat ze zien, terwijl vastgebonden op een keukenstoel een zot denkt dat hij alles kan voelen met zijn handen op zijn schoot.

Verdieping 2: overal huurders die het behangpapier controleren op druk- en spellingfouten, terwijl ze geeneens hun eigen naam kunnen ontcijferen.

De volgende verdieping is nooit afgeraakt en alleen bereikbaar met de trap: hier wordt de vloer betegeld met alle vergissingen die de firma heeft gemaakt, en niemand die er ooit mag over lopen.

Op het vierde woont de architect, een denker en geen doener.

Op het gelijkvloers zijn er deuren die naar de funderingen leiden: nog even geduld en het beton komt eraan.

God zit ondertussen op zolder met een geweer in de aanslag en schiet zichzelf kapot, waardoor er opnieuw iets mogelijk is, bijvoorbeeld een dakverdieping uitbouwen. ‘Gott hat sich erschossen / ein Dachgeschoss wird ausgebaut’ wordt in de finale een paar keer snel na mekaar herhaald; moeilijker dan snel 10 keer ‘De koetsier poetst de postkoets’ zeggen.
 

 

De hoofdpersoon woont in de epiloog trouwens in de kelder. Ik denk dat de hoofdpersoon de fundering zelf is.

De ‘Fiat Lux’-trilogie begint met een blues: ‘Hör mich nur atmen / doch das beweist nichts / Inmitten meiner Kreise / doch deren Mitte bin ich nicht’.
 

 

Deel 2 van 3 delen, ‘Maifestspiele’ bevat field recordings van krakersrellen, die al sinds Nina Hagen haar eerste veiligheidsspeld zette in Berlijn klokvast op 1 mei plaatsvinden. Alan Lomax ging de bluespioniers opnemen, Béla Bartók jatte met zijn fonograaf van boerenmuziek, de Neubauten plunderden betogingen en rellen; hoe zeg je makes sense in het Duits? Het derde deel is ‘Hirnlego’, hersenlego: hier een dada-bauhaus verkleed als potten- en pannensong.

Op de hoes van ‘Haus der Lüge’ staat een pissend paard, naar een houtsnede van een tijdgenoot van Albrecht Dürer. Grote lul. Sterke straal. Het paard heeft een Neubautenmannetje in het gezicht.
 
image
 

Ergens anders op de hoes een beeld van Samson en de instortende tempel. E.N. zat in de SO-36-wijk zowat tégen de Berlijnse Muur te repeteren, zoals Sonic Youth in 2001 vlakbij de Twin Towers opnam. Lekker westerse paradox: tegelijk is deze muziek open voor interpretatie.

Onze gebouwen zijn alleen toekomstige ruïnes, staat in het Neubautmanifest. Alle materiaal, dus ook deze plaat, is materiaal voor de volgende grondlaag, voor een nieuwe fundering. In landbouwgebied: zwarte grond. In Neubautenstadstaal: Grundsteinlegung!

Eigenlijk zou dat woord hier in de Gotische letters moeten staan die tot in 1989 in de U-Bahn van Berlijn in spookstations oplichtten: metrostellen hielden er nooit halt, want bovengronds lag nog de DDR.

Ondertussen zijn we ginds een paar Grundsteinlegungen verder!
 
image
 

Mijn gedetailleerd plan van de catacomben waar niet alleen ‘Haus der Lüge’ werd opgetekend, maar waar je ook kon afdalen in de mijnschacht van Babel en de New No New Age Advanced Ambient Motor Music Machine kon besturen, kan ik weggooien. Niet erg, want de beste droomattracties staan er nog: ‘Kein bestandteil sein’, ‘Der Weg ins freie’ en ‘The garden’. Eintritt frei!

We gaan eruit met een postkaart uit 2001. Het fragment komt uit de film ‘Berlin Babylon’. De stad was sinds begin jaren negentig één grote bouwwerf geworden, en we rijden erdoor. Het enige commentaar komt via een paar Neubautenkernwoorden: Bauwut. Fassadenschwindel. Architektur ist Geiselnahme. Der Sänger singt was der Sänger sieht.
 

 

Voorbij de bovengrens

 
image
 
The xx
XX
2009

 

In 2009 draait iemand The xx in de late Stubru-uurtjes. Het is alsof aan mijn muur vier minuten lang een scheurkalender hangt van 1983, jaar waarin ik via iemand met twee X-chromosomen Young Marble Giants ontdekte.

Beginindruk: de cd ‘XX’ klinkt als via de scanner gedigitaliseerde, en daarna opgeleukte momentopnamen van de jonge marmeren giganten. Het kleurenpalet van zwart, grijs en wit is hetzelfde, en beide groepen hebben muzikanten in de rangen die heel goed weten wanneer ze niet moeten spelen. Mijn eerste indruk blijkt een oppervlakkige ouwezakkenindruk.
 

 
Ik neem mijn dochter – toen jonger dan ik was toen ik een eerste keer ‘A forest’ van The Cure hoorde – mee naar The xx in de AB. Achter in de zaal klapt en stampvoet men en wil men ambiance. Wij staan op de 10e rij en staren een poos langer naar getwijfel, bedeesdheid en verzuchting voor we ook meeklappen. Meisje zingt, jongen antwoordt met halfparlando, terwijl galmgitaar, brombas en al dan niet voorgeprogrammeerde beats aanzwellen; The xx waren toen overigens nog met 4.
 

 

Chris Isaaks ‘Blue hotel’ wordt geciteerd in ‘Infinity’. De jaren 80 krijgen zoveel gloednieuwe R&B-tinten dat ik mijn nostalgietrip voor goed stopzet. Vooral de gons in de bas is zeer bijzonder: not on the side of the apes, but on the side of the angels!

Het concert was fantastisch, maar als je me aan de uitgang had verteld dat The xx sportpaleizen ging aandoen en festivaldriedaagses ging afsluiten, door Rihanna gesampled zou worden en zou opduiken in Olympische Spelenceremonies en verkiezingsshows op de NBC’s en BBC’s dezer wereld, ik had je verteld: ‘Ze hebben ternauwernood deze zaal overleefd, ze zitten aan de bovengrens’. Opnieuw fout!

De opvolger ‘Coexist’ zou daarna veel minder goed worden dan de verwachtingen hoog waren, maar ook die kaap werd gerond. Je moet altijd vergelijken: ‘Coexist’ is beter dan de tweede worpen van Violent Femmes en The Jesus And Mary Chain samen. De tweede van Television heb ik zelfs nooit gehoord, en die van Young Marble Giants is er nooit gekomen. Wat wel waar is: Hoe klink je volstrekt nieuw en anders na zó’n debuut? Dát mag een nóg betere popgroep komen tonen.

Mijn dochter ziet ondertussen niet om: ‘Beste concert ooit’, krijg ik via sms vanop Werchter 2012. Als ik in 2013 verbaasd vraag: ‘The xx hoofdact op Pukkelpop, of wat?’, volgt een nog korter bericht: ‘Wie anders?’

Dus The xx staat op nummer 1 in de hitparade. Toen de in het grijs schilderende jaren 80-groepen als The Cure en Young Marble Giants goed op twee benen konden lopen, wilden de mensen misschien meer, en terwijl de wereld ging newbeaten en raven, grunge uitvond, hiphop groot maakte, en zelfs metal een oplapbeurt gaf, probeerde ook de schuchterste jaren 80-muziek op te klaren, het hinderlijke uit te drijven en valse afgronden te negeren.

The xx leerde via de op de radio alomtegenwoordige R&B op handen lopen, via trage dubstep die ze op de speelplaats in Londen oppikten op een koord dansen en via de zwart-wit-Cure-achtigen op één been rondjes draaien. Ze kwamen ook bij een wonderlijk singletje uit dat ze allemaal goed vonden: ‘Teardrops’ van Womack & Womack.

En kijk, op een dag kon The xx in een kleine zaal op een koord op één hand rondjes draaien, en iedereen wilde erbij zijn. Er moest naar een groter podium worden uitgeweken, en daarvoor moest de groep – ook al om de zenuwen te overwinnen – opnieuw veel meer oefenen dan anderen, maar dat waren ze gewoon.

Goeie groepsnaam ook.