Een onhoudbaar geworden situatie

 

image
 
Smog
Red apple falls
1997

 

Smog is een vermomming van Bill Callahan. In 1997 maakt Callahan even geen Ongemakkelijk Zittende Viersporenrock meer. Hij switcht naar Depri-Country.

Alziend producersoog op ‘Red apple falls’ is Jim O’Rourke, een man die bij momenten ook van vrij simpele, zeer repetitieve fingerpicking houdt, en als vanzelf een handje helpt om de plaat zo kaal, onwezenlijk en dromerig mogelijk te houden.

Gitaar maakt schuchtere entree op wit blad. Jachthoorn schildert er een bosrand bij. ‘The morning paper is on its way / It’s all bad news on every page’, weet Bill Callahan, dus hij draait zich nog eens om in zijn bed, en gomt de buitenwereld gewoon uit. Het zou kunnen dat de plaat zich terugtrekt in een droom, maar ik denk eerder in een bewuster mijmering over iets dat zich heeft voorgedaan.
 

 

Callahan kreeg een rode appel van een weduwe, in wier armen hij 100 jaar sliep. ‘She wanted nothing in return… I gave her nothing in return’, klinkt het in ‘Red apples’, dat aan de groep Spain doet denken, en aan een nog uit te zieken depressie.

De geest van de man van de weduwe, een paard, geeft zijn zegen aan de relatie door voor hen beiden een appelkar met miljoenen appels voor te rijden. De mannelijke hoofdpersoon ziet geen toekomst in de romance: ‘The widow says I broke her first / and of course I say just the reverse / and we can’t get past this’. Of nog: ‘Something she did on the fourteenth of june / Because of something I said on the thirteenth of june / and we can’t get past this’.

Bill Callahan in teksten: soms de dader die reflecteert, soms gewoon de man die een kurkdroge analyse maakt van de gewrongen (hier zelfs de onhoudbare) situatie waarin hijzelf (of iemand die hij verzint) zich bevindt. Sentiment? Niet ’s mans ding! Hij rangschikt liever. ‘If you’re living the unliveable / by loving the unloveable / It’s time to start changing the unchangeable / by leaving the unleavable’ zingt hij in een song die ‘Inspirational’ heet, mét da, do, doo en nog een doo op de guestlist, én een koor, én C’mon-aanmoediging, én als gospel aanzwellende verlossingsmuziek. Nee, ’t is geen cynisme. ’t Is gewoon Bill Callahan.

Een van de redenen waarom we country mogen zeggen tegen ‘Red apple falls’ is de lap steel in ‘I was a stranger’. Een van de redenen waarom we droogkomiek mogen zeggen tegen Bill Callahan is de tekst ervan, die een vraag stelt (‘Waarom laten jullie vrouwen in deze stad toe dat ik schaamteloos naar jullie kijk?’) en verklaart waarom die vraag wordt gesteld: ‘In the last town / You should have seen what I was… / I was worse than a stranger/ I was well-known’.

Iemand schreef ooit over Callahan: ‘Een leverancier van hymnes voor mensen die de deur al lang achter zich hebben dichtgetrokken’. Een geknipte song om die stelling te illustreren is het uptempo ‘Ex-con’: ‘Alone in my room / I feel such a warmth for the community / But out on the streets / I feel like a robot by the river / Looking for a drink’.
 

 

Ook het tragere ‘To be of use’ wil erbij horen en van nut zijn, of zoals het hier heet: ‘to be of hard, simple, undeniable use’. Hoe? Als een windas, als een kaars, als een hoefijzer en als een kurkentrekker. In het Engels rijmen die voorwerpen enigszins. Een van de allerbeste Smogsongs, dat ‘To be of use’. Op het woord ‘come’ letten, bijvoorbeeld!
 

 

In de epiloog krijgt Callahan toegang tot de ‘Finer days’ en tekent hij zich uit zijn oude vriendenkring én ook uit deze plaat, de omgeving nog schaarser ingekleed dan aan het begin: ‘And so I find myself isolated / Isolated in these fine, fine days’. Zelfs geen wanhoop. Zelfs geen melancholie. Zelfs geen berusting. We komen Callahan nóg tegen, met een straffere pijp en een grijzere baard.
 

 

De enige remedie tegen de kwaal ‘Leven’

 

image
 
Franz Schubert
Der Tod und das Mädchen
1824

 

Via Schuberts liederen weet ik: hoop en liefde, geluk en verbondenheid, ze spelen alleen een rol in droommomenten, die steevast worden gevolgd door nóg grotere ontgoocheling bij het ontwaken.

’s Mans brieven uit 1824 (die beginnen stijl ‘Al geruime tijd heb ik behoefte je te schrijven, maar ik wist aldoor niet hoe’ en waarin wordt gestopt ‘om niet te veel papier te gebruiken’) zijn even veelzeggend. Schubert voelt zich de ‘ongelukkigste, jammerlijkste mens ter wereld’. Zijn ‘schitterendste verwachtingen zijn tenietgedaan’. Als hij gaat slapen, hoopt hij niet meer te ontwaken. Samenkomsten met vrienden ‘zijn aan bier drinken en worst eten ten onder gegaan’. Op de te zijner ere georganiseerde Schubertiades, waar hij aan de piano zit, schittert hij vooral door zijn afwezigheid. Hij zit dan op café met hulponderwijzers; vaak ex-collega’s.

Het gaat ook niet goed met zijn gezondheid, en hij verspilt te veel verlammende uren van bewondering aan de Weense hitmachine Beethoven, bij wiens begrafenis in 1827 hij een van de 36 met witte rozen en lelies getooide fakkeldragers zal zijn.

Schubert verzucht bij leven over Beethovens 14e (magnifieke) strijkkwartet: ‘Heimelijk en in stilte probeer ik zelf nog iets te bereiken, maar wie vermag na Beethoven nog iets tot stand te brengen?’

Maar wacht eens: dat Beethovenkwartet is van 2 jaar na Schuberts ‘Der Tod und das Mädchen’. Schubert zou het ook in 1828 aan zijn sterfbed laten opvoeren. Terwijl: ik hoor nergens in ‘Der Tod’ de slagschaduw van de succescomponist, ik hoor in het openende allegro alleen het opstapje Beethoven in het harde hoofdthema. Het gefluister, de vragen en de angst van de andere drie instrumenten die leiden tot diepere afgrond, bitterder koude en ijselijker vergletsjering, ze zijn van Schubert en alleen van Schubert, en ze zijn al meteen superieur; mijn gedacht toch.

En dan moet het andante nog beginnen. Als klassiek voor u alleen iets is voor nieuwjaarsconcerten, begrafenissen en een one liner van Inspector Morse (die kennelijk meer voor Schuberts strijkkwintet is geporteerd), scherp uw gevoelsmessen dan eens tegen het aanzetstaal van dit tweede deel. Aan het begin: een echo van Schuberts eigen gelijknamige lied ‘Der Tod und das Mädchen’, waarin het meisje in paniek aan de Knochenmann vraagt weg te gaan, en de dood niet dreigt, maar kalm verleidt: ‘Bin Freund, und komme nicht, zu strafen… / Sollst sanft in meinen Armen schlafen!’ Variatie na variatie pompt dit andante eerst koortswarmte in je lijf en daarna ijswater door je aderen. Dit zijn 13 minuten onzekerheid: is de dood schrikbewind of troost?

 
image
 
Akkoord, sterven was in de romantische Schubertjaren ‘in’ – ‘De enige remedie tegen de kwaal leven’, dát soort hoogdravendheid – maar niemand had een strijkkwartet als vehikel gebruikt om deze innerlijke strijd zo majestueus te laten horen.

Is het al gedaan? Nee, maar het korte scherzo, een vrij bruusk heen en weer van somber naar hups en van pianissimo naar fortissimo, is minder intens, en vooral een rode loper voor het afsluitende presto. Deze knekeldans heet tarantella (ooit het enige antigif na een tarantulabeet), en heeft een galopritme dat aan Schuberts fenomenale ‘Erlkönig’-lied doet denken, dat u hier kan beluisteren.

Terwijl u mogelijk van bovenstaande link terugkomt, is het in Dood-Meisje 4-0 geworden. De tweede goal in het andante was die met de meest hartverscheurende omhaal. U tovert zonder erover te moeten nadenken een paar aangrijpender verklankingen van het conflict tussen leven en dood uit de mouw? Kom ermee uit uw schuilplaats.

Hieronder het andante:
 

 

Hiéronder het Alban Berg Kwartet met de hele dodenrit.
 

 

 

10 vermoorde appelsienen

 
image
 
John Cale
Fragments of a rainy season
1992

 

De live-cd ‘Fragments of a rainy season’ uit 1992 is John Cale op z’n eentje, en is, samen met het wat melige ‘Paris 1919′, zowat de gezelligste introductie tot ’s mans universum.

Akkoord, aan het eind van ‘Guts’ (‘In the end, in the end, in the end, in the end’) slaat Cales piano even op hol; de song die begint met ‘The bugger in the short sleeves fucked my wife’ staat niet bekend om z’n uitnodigende glimlach.

In ‘Fear (is a man’s best friend)’ is Cale het aan deze blootliggende zenuw van een lied (‘We’re already dead, just not yet in the ground’) verplicht om te schreeuwen en collagegewijs in het middenstuk twee, drie deuntjes in te lassen, anders zouden we ons geld terugeisen.

‘Darling I need you’ stelt klassiek minimaal gehamer aan Jerry Lee Lewis-rock’n’roll voor en is daardoor inderdaad niet-zó-easy listening.

En toch blijft ‘Fragments’ naar John Calenormen een wandeling in het park: de drie uit ‘Music for a new society’ gelichte songs bijvoorbeeld zijn vlotte entertainers vergeleken bij de huiveringwekkende originelen.

Cale omgordt na zeven songs de gitaar, last covers in, houdt het allemaal keurig gevarieerd, draagt een strik, buigt op tijd en stond en zingt zowat al zijn bekendste werk. De cd werd op verschillende plaatsen opgenomen, de dvd-versie in Bozar, toen dat gebouw nog gewoon Paleis voor Schone Kunsten heette.
 

 

Niet dat je langs daar moét, maar er staan op ‘Fragments’ zeker drie wegwijzers naar fellow-Welshman Dylan Thomas. Natuurlijk de twee gedichten ‘Lie still, sleep becalmed’ en ‘Do not go gentle into that good night’: het ene bedaard, gelaten en zachtmoedig, het andere een gevecht tegen het wegdeemsterende licht; op deze plaat de twee hoogtepunten.
 

 

 

Er is ook de song die dezelfde roepnaam heeft als een hoorspel van Dylan Thomas: ‘A child’s christmas in Wales’. Daarover dit: aan het begin van een reeks jeugdherinneringen aan pakken sneeuw, aan naar katten gegooide sneeuwballen, aan een bijna-brand bij de buren, aan nuttige en nutteloze kerstgeschenken en aan liedjes van zatte nonkels, mijmert Dylan Thomas: ‘I can never remember whether it snowed for six days and six nights when I was twelve or whether it snowed for twelve days and twelve nights when I was six’. Thomas’ hoorspeltekst is voor mij vandaag nieuw, is op een paar details na perfect verstaanbaar, en ik vind de vertelling nog uitstekend ook.

Dan is er Cales geheel eigen hermetische ‘A child’s christmas in Wales’: ‘Ten murdered oranges’, iemand? Moet trouwens zijn: vermoorde appelsienen die aan boord van het schip zijn doodgebloed! Ik weet het wel: een song is iets anders dan een tekst, en Captain Beefheart en Beck maken evenmin realistische kunst. John Cales favoriete schilder is trouwens René Magritte. Plus: de man staat hier in de categorie ‘2 maal genoteerd’, én we komen hem als songschrijver, producer en gelegenheidsmuzikant nóg een paar keer tegen. Ik ben dus een liefhebber. Wat niet wegneemt: als het wringt en tegen wriemelt, dan wringt het en wriemelt het tegen, en dat gebeurt ter hoogte van de tekst van ‘A child’s christmas in Wales’.

Daarom een superkorte Spotify-playlist van twee recente Calesongs met een pompwaterheldere tekst. In ‘Woman’ gaat het: ‘A woman in my past / a woman in my present’. In ‘Perfect’ dan weer: ‘In pyjamas / You’re perfect for me’. Dat lucht op.