Met de wratten erbij

 

image
 
Wu-Tang Clan
Wu-Tang forever
1997

 

Welkom in de Top 20!

Eerst een paar recente hiphopfragmenten, die gemaakt lijken om te liken en leuk te vinden. ‘Wieder zien stuntmann / en we stuntn lik dat alleene ne stuntman stuntn kan’. Ook Afrikaans bekt goed: ‘Ek’s original, jy’s gecopy / Ek’s ’n flashdrive, jy’s ’n floppy’. De halve gare Tyler The Creator doet alsof hij een kakkerlak opeet en rapt: ‘I’m a fuckin’ walking paradox / No I’m not’. Leuk, dus.

Rewind naar 1997. Ik herinner me dat ik via Wu-Tang Clans 2e plaat de vijf districten van de 8,5 miljoen mensen tellende stad New York op volgorde van aantal inwoners heb leren leggen: Queens, Manhattan, The Bronx, Brooklyn en babybroertje Staten Island, dat op amper een half miljoen inwoners afklokt, en dus slechts zo groot is als hiêl Antwaerpe. Het hoofdkantoor van Wu-Tang Incorparated lag in die dagen in Staten Island. Vijf van de negen rappers zijn van daar: dat was tot Ol’ Dirty Bastard in 2004 stierf een meerderheid, maar geen 2/3-meerderheid. Denk over Ol’ Dirty wat u wil – ergens op deze plaat noemt hij een bitch die hem een druiper heeft gegeven bij naam – maar hij zou de kakkerlak van Tyler écht doormidden hebben gebeten.
image

De Clan geeft alles en iedereen één of meer bijnamen. Staten Island wordt The slums of Shaolin! Brooklyn heet Medina. Een stuk tekst uit ‘Sunshower’, een monoloog van RZA die als bonustrack aanspoelt, legt aan de hand van een metroplannetje uit hoe de heren Staten Island zien, en waarom ze vinden dat de rest van New York veroverd moet worden: ‘Subway trains run through the city / like blood through the veins / to the heart of Medina / but Shaolin is the brain’.

Shaolin: kan ook gewoon een martialartsfilm zijn, een klooster en een kungfustijl. Wu-platen zitten vól bizarre, soms macabere, soms grappige actiefilmfragmenten. Voorbeeld van een ‘gevaarlijke’ sample: ‘I despise your killing, and raping. You’re despicable. It’s just you should be punished. I’m going to chop off your arm, so are you ready?’ Heel knáppe sample: het zwaardgekletter en de kreten van de duellerende samoerai die heel ‘Hellz wind staff’ dragen.
 

 
Hiphop was in de periode voor Wu-Tang (de Chuck Berry- en Beatlesjaren van het genre) al breakdance, graffiti, beats, samples, scratching en opschepperij in allerlei varianten. Mag ik Public Enemy de Stones vinden? Dank, want ‘Wu-Tang forever’ zou ik de Led Zeppelin III én IV van het genre willen noemen.

De samplekeuze en het gewroet en gewriemel in beats en ruis en onder- en bovenlagen gingen bij de Clan ergens anders naartoe, als u het mij vraagt naar a deeper shade of soul. De teksten gingen ook ‘Stairway to heaven’-ver.

Heel mooi donkerblauw samplevoorbeeld: in het ‘Hellz wind staff’ van hierboven wordt het eerste woord van de eerste zin van ‘Signed D.C.’ van Love (‘Sometimes I get so lonely’) uiteindelijk gesampled, maar het duurt even, want eerst horen we een paar keer alleen ‘s’ en ‘some’ voorbijkomen, daarná pas ‘sometimes’. Geen dragende sample, wel een voortreffelijke. Een detail ook dat je alleen kan thuisbrengen als iemand je erop wijst.

Geldt ook voor King Floyds ‘Don’t leave me lonely’ waaruit Oh baby, for heaven’s sake heliumhoog gepitcht wordt, en voor Skeeter Davis’ wondermooie ‘The end of the world’, waaruit alleen de woorden ‘shining’ en ‘shore’ getrokken worden in ‘Cash still rules’; allebei kíller vocal samples.
 

 
De beginnoot van Beethovens Pathétique-sonate vult heel ‘Impossible’. De stukken song van The O’Jays in ‘The Projects’ en van Gladys Knight & the Pips in ‘Heaterz’ zijn ultrakort, maar: they really tie the songs together. ‘Little ghetto boy’ van Donny Hathaway springt er nadrukkelijker uit.

‘Maria’ is vuile praat over grote zwarte lullen en watermeloenen konten (die slechts hier en daar opduikt, maar dan wel in volle glorie) boven een geweldige drum uit een Lee Dorseysong en een melancholisch opgerekt gitaargeluid van Blood, Sweat & Tears. ‘The city’ is een gelijkaardige botsing van extremen: een ambulancesirene en chaotische raps, daarboven een Stevie Wondersample en de meest trieste violen van deze ruim twee uur durende reis.
 
image
Deze dubbel-cd is amper 10 minuten korter dan ‘Sandinista’ van The Clash, en was dat geen driedubbele? Zowat iedereen is het erover eens dat ‘Sandinista’ te veel niemendalletjes bevat. ‘So?’, was Joe Strummers antwoord: ‘Ik wil ‘em helemaal horen. Warts and all, zoals men zegt.’ De uitdrukking ‘Met de wratten erbij’ verwijst naar 17e-eeuwer Oliver Cromwell, die een portretschilder opdroeg niks te verfraaien en de minder aantrekkelijke delen, Cromwells wratten dus, erop te laten. Op ‘Wu-Tang forever’ staan hooguit zes van die wratten, en ik wil ze er ook niet af.

image

Wu-Tang forever! Mijn mening in 1997 in heel weinig woorden: ‘Zo goed had niet gemoeten’. Mijn mening vandaag: ook zoveel.

De Antwerpenaar Tourist Lemc schreef een korte ode: ‘Oepgegroeid de generase 84 / gin gsm gin mp3 / ’t ware walkman tijden / pillen oep muziek / deur ’t geruis de Wu-Tang forever van buite geliêrd / liêre rappe van de groêtmiesters’. Zelf ken ik ‘em niet helemaal uit het hoofd, maar in het fenomenale eerste halfuur van cd 1 haal ik een belachelijke 60 %. Ook in ‘A better tomorrow’, ‘Triumph’, ‘Impossible’ en ‘Little ghetto boys’ laat ik alleen af en toe een steek vallen, soms ontdek ik net daardoor nieuwe favoriete rhymes. Voor de goede orde: mijn tong is geen hiphopzwaard.

image

‘This is MCing right here / this is hip-hop’, gaat de intro van kant 2 tekeer tegen R&B-sterretjes. Maar hoe gaat het met die lyrics? Uitstekend. Eén voorbeeld uit de 1000: de Ghostface Killahstrofe van ‘Impossible’, over iemands broer die wordt getroffen door een kogel, over de paniek, de geleende mobiele telefoon waarvan de batterij leeg is, de gedachte dat hij moet blijven leven voor zijn dochter die in januari drie wordt, de mensen die zich over het slachtoffer heen buigen terwijl de man al amper lucht heeft, de ambulance die te lang wegblijft, herinneringen aan baseballwedstrijden, aan een chocoladedrankje (Yoohoo), aan een favoriet jeansmerk (Lee), aan de flik die erbij staat te grijnzen, de moeder (Old Earth) die op blote voeten in nachtjapon naar buiten komt gelopen met de handen op de borsten, het bloed op ’s mans Wallaby-schoenen dat er als ketchup uitziet, bloed dat uit zijn mond komt gelopen, de stank van stront die uit het lijk komt, … ‘and finally this closed chapter, comes to an end / He was announced, pronounced dead, y’all, at twelve ten’. Daarna de aankondiging: ‘This is only a story… from the real’.

Een lyric-video was eleganter illustratiemateriaal geweest, maar die staat in die mate vol fouten dat ik het anders moet doen.

‘Call an ambulance, Jamie been shot, word to Kemit
Don’t go Son, nigga you my motherfuckin heart
Stay still Son, don’t move, just think about Keeba
She’ll be three in January, your young God needs you
The ambulance is taking too long
Everybody get the fuck back, excuse me bitch, gimme your jack
One, seven one eight, nine one one, low battery, damn
Blood comin out his mouth, he bleedin badly
Nahhh Jamie, don’t start that shit
Keep your head up, if you escape hell we gettin fucked up
When we was eight, we went to Bat Day to see the Yanks
In Sixty-Nine, his father and mines, they robbed banks
He pointed to the charm on his neck
With his last bit of energy left, told me rock it with respect
I opened it, seen the God holdin his kids
Photogenic, tears just burst out my wig
Plus he dropped one, oh shit, here come his Old Earth
With no shoes on, screamin holdin her breasts with a gown on
She fell and then lightly touched his jaw, kissed him
Rubbed his hair, turned around the ambulance was there
Plus the blue coats, Officer Lough, took it as a joke
Weeks ago he strip-searched the God and gave him back his coke
Bitches yellin, Beenie Man swung on Helen
In the back of a cop car, dirty tarts are tellin
But suddenly a chill came through it was weird
Felt like my man, was cast out my heaven now we share
Laid on the stretcher, blood on his Wally’s like ketchup
Deep like the full assassination with a sketch of it
It can’t be, from Yohoo to Lee’s
Second grade humped the teachers, about to leave
Finally this closed chapter, comes to an end
He was announced, pronounced dead, y’all, at twelve ten’

Ghostface begint eraan vanaf 2’40”:
 

 
De Wu-Tang Clanners zijn op deze plaat volbloed Five Percenters slash Systeembouwers. In de intro van de plaat leidt dat tot niet willen aannemen dat Charles Darwins evolutietheorie steek houdt. Op z’n mooist wordt die hele spirituele 5 percenterszoektocht van naaldje tot draadje verteld in de korte RZA-autobiografie ‘Sunshower’, waarin de man zijn pseudowetenschappelijke kijk op het universum tentoonstelt (maar tegelijk niet hoog oploopt met mensen die in dierenriemen of talismannen geloven) en daarna alle scholen en rapcrews uit zijn leven op een rijtje zet. We leren van RZA ook bij over de periode waarin de Clan nog met drie was: ‘While others played ball, I recall / me and GZA, Dirty hangin in halls, bangin on walls / Kickin rhymes three hours straight with no pause’. RZA pleurt er ook een beschouwing tussen over kerels die in de gevangenis gewichten heffen, de islam bestuderen en spirituele hoogten bereiken, maar die als ze vrijkomen snel merken: ‘Back on the block nobody’s havin’ it’. Iemand heeft ooit gezegd dat de grote denkkleppers van de hiphop alleen beluisterd worden door mensen met veel tijd: studenten en gevangenen. ‘Wu-Tang forever’ moet hét tekstboekvoorbeeld zijn. Dit ‘Sunshower’ is naar mijn gevoel een van de beste hiphoptracks ooit:
 

 
Artistiek brein RZA is vandaag niet meer zo militant is als vroeger. Wat hij wel is gebleven: a man with an eye on the dollar. Hij heeft zijn visie in het boekje ‘The Tao of Wu’ neergeschreven (dat bijna zo goed is als ‘The Tao of Winnie the Pooh’). Hij is acteur en filmmaker, en is er altijd en overal bij: als er ergens gerapt wordt bij James Blake en Kendrick Lamar of scheidsrechter wordt gespeeld in een clip van Vampire Weekend. Ik zie ‘em bij Conan O’Brien perfect talkshowfähig uitleggen waarom hij ooit RulerZigZagAllah heette en daarna pleiten voor schaken op school; daar hoort uiteraard een schaak-app bij met zijn naam erop, want cash rules everything around us. In een christelijke talkshow hoor ik ‘em zijn kernboodschap kort uitleggen: ‘In de projects wilden we alles tegelijk. We wilden een videospeler stelen, of high worden, we dachten niet aan de drie jaar gevangenis die konden volgen. Of we zaten voor we er erg in hadden met tienerzwangerschappen. Van schaken leer je geduld oefenen, omdat je een paar zetten moet vooruit denken voor je handelt, en op die manier leer je je beheersen en doe je minder domme dingen.’

Dat is de RZA van nu. Die van 1997 had nog geen tijd voor een korte boodschap, dus maakte hij met zijn crew een heel lange plaat, vanuit New York, waar die mannen in hun genre ‘king of the hill, head of the list, cream of the crop’ waren en – wat mij betreft – nog steeds zijn, al moet ik het sedert 1997 bij elke Wu-uitgave doen met 3 à 4 goeie songs per plaat. Mijn gedacht.

I’m outta here. Going up the country.

 

 

 

Nothin’

 
image

Townes Van Zandt
The very best of Townes Van Zandt: the Texas troubadour
1968-1978

 

Tijd voor een overzicht van de in Honderd terechtgekomen country-artiesten die ’s nachts hun cowboyhoed ophouden. Op 19 staat ‘The very best of Townes Van Zandt’. Stop!

Eerst dit: in de wereld zoals hij was en is scheppen veel blanke muzikanten met een netje en een dollarcontract de zwarte visvijver leeg. ‘Can a white man sing the blues?’ is soms een terechte vraag. Aan de andere kant: Bill Callahan schreef voor zijn zeer blanke groep Smog in 2005 de moderne countrysong ‘I’m new here’. Gil Scott Heron, niet de minste der zwarte soul-, blues- en funkmannen – hij wordt zelfs volledig terecht een hiphoppionier genoemd – covert niet lang voor zijn dood die rare countrysong van Callahan. Als ik Scott Herons versie van ‘I’m new here’ hoor, denk ik: ’t is niet echt zijn zandbak. Scott Heron is vooral verwonderd en aandoenlijk verrast door de terloopse wijsheden van de song, en hij vat de afstandelijkheid en zelfspot tussen de arrogantie en onverschilligheid van Callahan wel, maar brengt ze niet laconiek genoeg. Conclusie: ‘Can a black man sing country?’ is soms een even terechte vraag.

Blijkbaar kunnen blanke Vlamingen perfect country zingen. ‘If I needed you’ bijvoorbeeld werd een hit dankzij ‘The Broken circle breakdown’. ‘If I needed you’ is een song van Townes Van Zandt.

De song staat op ‘The very best of Townes Van Zandt: the Texas troubadour’, maar eigenlijk staat die best of hier alleen omdat de titel goed klinkt. Ik mis op de verzamelaar bijvoorbeeld een paar essentiële Townessongs zoals ‘Marie’, ‘Tower song’ en ‘You are not needed now’.

image

Punt is: ik ken van Van Zandt (1944 – 1 januari 1997) een paar vrij goeie platen, maar ik ken er geen enkele écht goeie. Ik bedoel daarmee: als hij er wel een echt goeie had gemaakt, stond ze in mijn top 5. De man schreef in stabiele periodes redelijk wat songs, nam ze snel op, en besteedde ze steevast uit aan de eerste de beste rechterhand die hij tegen het lijf liep, en die er iets mee deed dat hem verder weinig interesseerde, bijvoorbeeld er te veel fluit aan toevoegen, of conga’s aan amateurhanden overlaten en drums als paardjehopcountry laten klinken. Er moet wel bij verteld worden: de Nashville Wall Of Sound die Jack Clement optrekt is bij momenten indrukwekkend. Van Zandt was ondertussen alweer op weg naar zijn volgende optreden, motel, bungalow, blondine, brunette, goktent of drank- en drugsmoment.
 

 
‘Live at the Old Quarter, Houston, Texas’ biedt het beste zicht op de ruwe diamanten die ’s mans songs zijn, stand and deliver-ed door Van Zandt, zijn gitaar en het rumoer van het publiek in de kleine club dat ook in de mix zit. Levert een 10 op voor authenticiteit, maar een 6 voor Van A Tot Z Boeiend.

Een vrij coherente plaat is ook ‘The Late Great Townes Van Zandt’. De titel is zelfspot: na een avondje comazuipen belandde hij echt in een coma en bubbelde hij een tijdlang aan de onderkant. De comeback bevat (net als de rest van de discografie) weinig echte lows, een paar highs en vooral veel in betweens.
 

 

Een goeie mop die de man live tussen de tristesse wurmde: ‘What’s white and crawls up your leg? Uncle Ben’s Perverted Rice’. Een mindere: als hij een auto koopt zonder motor is dat niet erg want hij rijdt in het leven toch alleen bergaf. Een ander soort humor zit in de song ‘Brand new companion’: ‘She fits just like my guitar / she’s near as tall as me’. Een gemener stuk tekst? ‘A yellow haired woman brings nothing but pain’.

Tal van songs honkytonken of kleuren anderszins binnen de countrylijnen: ‘I’ve been turnstyled and junkpiled and railroaded too’ wordt alleen gezongen om daarna eeuwige trouw te beloven, met parlando erbij. Als men deze trukendoos opdient, gebeurt bij mij vanbinnen altijd iets dat te maken heeft met de bedrading tussen traanklieren en hersenen: ik krijg foutmelding. Dit soort country belooft three chords and the truth, maar wordt op een halve leugen betrapt, of op aanzwellende violen en mariachigetoeter.

Soms heb je bij TVZ-songs, net als bij hiphop, ondertiteling en hypertext nodig: de Delta Mama uit ‘Delta Mama blues’ was geen moeder en ook geen echtgenote, maar wel een in de jaren 70 in Texas populaire, straffe, bij elke drogist legaal te kopen hoestsiroop.

Ik wil de vraag ‘Wie is Townes Van Zandt?’ beantwoorden met de vraag ‘Wie is Gram Parsons?’ Parsons rekt zijn klinkers soms zo hartverscheurend op dat niemand meer tearjerker kan zeggen. Mocht hij de persoonlijkheidstest Precies versus Slordig hebben ingevuld, hij had overal slordig getest, behalve in zijn muzikale delivery. Parsons’ muziek is een beetje psychedelisch. En hij is van goede komaf, maar leefde aan de zelfkant van countryland en proefde van alle verboden vruchten. Townes Van Zandt? Zeer slordig man, behalve als het gaat om songs schrijven en verhalen vertellen? Check. Kosmische hoogten verkennende country? U gaat nergens straffer vinden, maar hoed u nog meer voor zijn realistische verhalen. Van goede komaf? Townes is evenmin in een trailer park geboren. Hij is de zoon van een hoge pief uit de Texaanse olie-industrie. Hij heeft een bipolaire stoornis. Als tiener springt hij uit een raam op de vierde verdieping. Zijn ouders antwoorden met psychiatrie en elektroshocks. In zijn eerste universiteitsjaar kiest hij voor één vak: ‘Lightnin’ Hopkins beluisteren’. Hij ziet niet meer om. Hij schrijft veel songs. Hij weigert bijna nooit drugs. Hij ziet eruit als Phil IJzerdraad. De Schoppen Aas is zijn stamsaloon.

Van Zandts beste teksten zijn harde, glasheldere documentaires vol ellende, mét empathie voor de mensen aan de onderkant, maar van een afstand. De vertelling is altijd secuur en perfect. Het loopt dikwijls slecht af.
 

 
De zanger zelf eindigde in de buurt van de man die dakloos is in de song ‘Marie’, een schitterend kortverhaal: ‘Summer wasn’t bad below the bridge / A little short on food that’s all / Now I gotta get Marie some kind of coat / We’re headed down into fall’. Op een opname een paar jaar voor zijn dood hoor je een stembereik dat het einde aankondigt, maar ook een songschrijver die zich staande houdt for the sake of the song.

Van Zandts mooiste zin? ‘Days up and down they come / Like rain on a conga drum’.

De gedachte ‘Everything is not enough / And nothin’ is too much to bear’ past beter op zijn graf dan ‘To live is to fly’ dat er nu op staat.

Willie Nelson, een bewonderaar, heeft gezegd: ‘Zijn probleem was: hij was een engel die te laag vloog’.

Van Zandt heeft niet tot het einde gewacht om een man van de herfst te zijn. Zijn meest verloren klinkende songs, ‘Nothin’ en ‘Rake’, zijn geen eindeloopbaanproducten, ze dateren al van 1971.

‘Rake’ is een from riches to rags-verhaal waarin je geen personages meer hoort, je hoort alleen Van Zandt zelf die weet dat het verval eraan komt.
 

 
‘Nothin’ leeft bij 0 graden Fahrenheit: in Celsiusgraden is dat ook bar koud. De song eindigt met ‘Sorrow and solitude / These are the precious things / And the only words / That are worth rememberin’. Dit is geen country meer, dit is een paradox die luidt: ‘Je beluistert ‘Nothin’ best in stabiele periodes, maar je hoort het nog beter op labieler dagen.’

Townes Van Zandt! Bij songs als ‘Kathleen’ (snik), ‘Flyin’ shoes’ (snikker) en ‘Waitin’ around to die’ (snikst) stel ik me de vraag ‘Als het waar is dat trieste muziek empathieverhogend werkt, in wat voor een land leeft dan de mens die voor ons muziek opdiept die zo triest is als deze?’

De Van Zandt die de ‘Nothin’-bergtop op gaat, die laat ik al eens passeren. Ik kijk ‘em dan zelfs niet na. Ik staar naar de avondschemering die van iedereen is en van niemand.
 

 

 

Een snel ronddraaiende ster in haar eindstadium

 
image
 
Joy Division
Unknown pleasures
1979

 

‘Let’s dance to Joy Division / And celebrate the irony / Everything is going wrong / But we’re so happy’ zingen The Wombats in 2007. Prima, maar op hoeveel Joy Divisionsongs kúnnen we eigenlijk dansen? Akkoord, op ‘Love will tear us apart’, een pracht van een single die me altijd aan ‘Go your own way’ van Fleetwood Mac doet denken.

Ook op ‘Transmission’ en ‘Isolation’ valt een beentje te strekken. Misschien lukt het zelfs op ‘She’s lost control’, het enige halfdansante moment op het debuut ‘Unknown pleasures’.

Het verhaal rond ‘She’s lost control’ is bekend: zanger Ian Curtis werkte als Assistant Disablement Resettlement Officer, wat wil zeggen dat hij ergens in Manchester achter een bureau zat om gehandicapte leefloners te activeren. Een meisje met epilepsie, voor wie hij een paar dagen eerder nog had proberen werk te vinden, was aan een aanval overleden, en dat had Curtis geraakt, misschien ook omdat hij uitgerekend zelf op het punt stond om zijn eerste epileptische aanval te krijgen. Het is achteraf verleidelijk om te denken dat de kunstenaar in zijn eigen toekomst keek, of alvast symptomen voelde van wat zich daadwerkelijkheid uren tot soms dagen later als epileptisch insult kan voordoen. Het is zo dat Curtis via deze song zijn rare vlinderdans met de armen vervolmaakte, een act die hem zijn podiumprésence gaf, die de gezichten op stand ‘verbaasd’ zette en die we de epilepsiedans zouden kunnen noemen. Een dans ook waarop we ons op z’n Wombats ironisch zouden kunnen uitleven, maar na een halve minuut in onderstaande video ben ik al vergeten wie die Wombats zijn.
 

 
Zal ik er ook maar JD’s eerste televisie-optreden tegenaan gooien? Granada TV was een zender uit Manchester. De man die de groep inleidt is Tony Wilson, die hun platenbaas zou worden.
 

 
De eerste JD-song die de na-aappunk van de korte aanloop Warsaw overstijgt is niet toevallig de eerste die ze met producer Martin Hannett opnemen, en heet ‘Digital’. Een o zo vaak terugkerend verhaal wordt hier nog eens verteld: gebrekkig materiaal is de weg naar een eigen smoel. Gitarist Bernard Sumner speelt riffs en akkoorden, zijn versterker is defect en werkt alleen als hij op maximum staat. Bassist Peter Hook speelt het gros van de melodieën, maar kan zichzelf op repetities alleen horen als hij hoog speelt. De drums van Stephen Morris klinken hier nog gewoner dan op ‘Unknown pleasures’, ze vlerken nog niet rond, onder en boven dit geluid. Daartussen Ian Curtis: ‘Day in / day out’ en ‘I feel it closing in’.
 

 
Omdat hij ook van 1979 is, besluit ik de film ‘Alien’ nog eens te bekijken. Het vuile, donkere ruimteschip vol uitsteeksels (waarin het monster vol uitsteeksels moeilijk te zien is), de algehele somberte van grijs en zwart (met af en toe een spatje laserstraalgroen) en het dystopische verhaal zitten de sfeer van de plaat op de hielen. De iconische hoes van ‘Unknown pleasures’, een 3D-grafiek van de met een radiotelescoop opgevangen geluiden van een pulsar (een snel ronddraaiende ster in haar eindstadium), doet me heel hard aan het Nostromo-schip van ‘Alien’ denken.

image

Producer Martin Hannett ook, want die leeft in zijn eigen ruimteschip. Tijdens de opnamen van ‘Unknown pleasures’, dat na drie weekends klaar is, laat hij de groep alles eerst spelen zoals ze het voor ogen hadden, waarna hij hen aanmoedigt ook met synthesizers en een drummachine te werken en hen dingen toeroept als ‘Doe het meer cocktailparty’, ‘Een beetje geler’, ‘Groots, maar nederig’, ‘Sneller, maar trager’.

Dan begint Hannetts bloedeigen sciencefiction. Hij heeft een toestelletje om gitaargeluiden de kop in te drukken, en beschikt over een AMS 15 bit digitale delaymachine die de snare drum tot Morris’ verbazing in een doosje stopt. Hannett was een met drugs vertrouwde, wat rare visionair die op de een of andere manier zelfs betrokken was bij de ontwerpen van de firma Advanced Music Systems. In het sublieme ‘Insight’ zitten pieew-geluidjes die aan Space Invaders doen denken. De song begint met de liftschacht in het studiogebouw. Opnamen werden in de lift gemaakt, en met Lesleyspeakers die geluid centrifugeren. De Curtis-mantra ertussen: ‘I’m not afraid anymore / But I remember / When we were young’.
 

 
Maar mag opener ‘Disorder’ ook meedoen? Hier cirkelen drums rond zoals drums nooit eerder rondcirkelden, de hoge fonkelbas valt in, dan is er die jeuk- en kriebelgitaar die niks meer met punk of molenwieken of een harde aanslag te maken heeft, tussendoor de rare achtergrondgeluiden van Hannett die nog steeds tot de meest opwindende ambient uit de muziekgeschiedenis behoren, en dan de onwezenlijke bariton van Curtis: ‘I’ve been waiting for a guide to come and take me by the hand / Could these sensations make me feel the pleasures of a normal man?’ ‘Disorder’ klinkt als een stadionrocker in de mist die twee decennia te vroeg is geschreven.
 

 
‘Day of the lords’ is heel wat anders: een rare doommetalsong, geluiden die worden beteugeld, soms een vaal synthesizerzonnetje dat door de wolken priemt.

‘Candidate’ is een traag op gang komend soort dub waarin een gitaar als een hond jankt. Als de instrumenten stilletjes verdwijnen is het alsof een officiële instantie in 1979 het universum voor koud en onverschillig verklaart.

‘New dawn fades’ is het hoogtepunt, de song ook die mij er nooit in doet slagen naast de teksten van Curtis te luisteren. Schuld, wroeging, falen en zelfbewustzijn dat nergens toe leidt, ze zijn allemaal van de partij: ‘It was me, waiting for me / Hoping for something more’.
 

 
‘Shadowplay’, ‘Wilderness’ en ‘Interzone’ herinneren aan het primaire Warsawgeluid. Twee van de drie gebruiken de achtersteegjes van de stad als decor voor vervreemding en eenzaamheid, in eentje wordt er zelfs door de tijd gereisd, maar ook daar valt niet veel goeds te rapen.

Mensen hebben ‘Unknown pleasures’ een verinnerlijkte stadsscan genoemd, een sciencefictionversie van Manchester, een harde pil ook én een door de producer ondoordringbaar gemaakte plaat. Afsluiter ‘I remember nothing’ verklaart de sfeer van ondoordringbaarheid: dit is traag, dof, een echokamer waarin alle verval met mekaar correspondeert. Aan het eind wordt nog met iets gegooid ook.
 

 
Drummer Morris was fan van de proto-elektronica van Can (da’s ook in zijn drumstijl te horen), dus hij vond de Hannettaanpak geweldig. Zanger Curtis was ook tevreden: zijn somberte is in een paar songs opvallend aanwezig.

Maar gitarist Sumner en bassist Hook, die meer de energie van hun optredens op de magneetband wilden, moesten met lede ogen aanzien dat zowat iedereen hun debuut fantastisch vond, alleen zij niet.

Hook later hierover, al lachend: ‘Da’s de enige keer dat wij twee het ooit zijn eens geweest.’