Townes Van Zandt
The very best of Townes Van Zandt: the Texas troubadour
1968-1978
Tijd voor een overzicht van de in Honderd terechtgekomen country-artiesten die ’s nachts hun cowboyhoed ophouden. Op 19 staat ‘The very best of Townes Van Zandt’. Stop!
Eerst dit: in de wereld zoals hij was en is scheppen veel blanke muzikanten met een netje en een dollarcontract de zwarte visvijver leeg. ‘Can a white man sing the blues?’ is soms een terechte vraag. Aan de andere kant: Bill Callahan schreef voor zijn zeer blanke groep Smog in 2005 de moderne countrysong ‘I’m new here’. Gil Scott Heron, niet de minste der zwarte soul-, blues- en funkmannen – hij wordt zelfs volledig terecht een hiphoppionier genoemd – covert niet lang voor zijn dood die rare countrysong van Callahan. Als ik Scott Herons versie van ‘I’m new here’ hoor, denk ik: ’t is niet echt zijn zandbak. Scott Heron is vooral verwonderd en aandoenlijk verrast door de terloopse wijsheden van de song, en hij vat de afstandelijkheid en zelfspot tussen de arrogantie en onverschilligheid van Callahan wel, maar brengt ze niet laconiek genoeg. Conclusie: ‘Can a black man sing country?’ is soms een even terechte vraag.
Blijkbaar kunnen blanke Vlamingen perfect country zingen. ‘If I needed you’ bijvoorbeeld werd een hit dankzij ‘The Broken circle breakdown’. ‘If I needed you’ is een song van Townes Van Zandt.
De song staat op ‘The very best of Townes Van Zandt: the Texas troubadour’, maar eigenlijk staat die best of hier alleen omdat de titel goed klinkt. Ik mis op de verzamelaar bijvoorbeeld een paar essentiële Townessongs zoals ‘Marie’, ‘Tower song’ en ‘You are not needed now’.
Punt is: ik ken van Van Zandt (1944 – 1 januari 1997) een paar vrij goeie platen, maar ik ken er geen enkele écht goeie. Ik bedoel daarmee: als hij er wel een echt goeie had gemaakt, stond ze in mijn top 5. De man schreef in stabiele periodes redelijk wat songs, nam ze snel op, en besteedde ze steevast uit aan de eerste de beste rechterhand die hij tegen het lijf liep, en die er iets mee deed dat hem verder weinig interesseerde, bijvoorbeeld er te veel fluit aan toevoegen, of conga’s aan amateurhanden overlaten en drums als paardjehopcountry laten klinken. Er moet wel bij verteld worden: de Nashville Wall Of Sound die Jack Clement optrekt is bij momenten indrukwekkend. Van Zandt was ondertussen alweer op weg naar zijn volgende optreden, motel, bungalow, blondine, brunette, goktent of drank- en drugsmoment.
‘Live at the Old Quarter, Houston, Texas’ biedt het beste zicht op de ruwe diamanten die ’s mans songs zijn, stand and deliver-ed door Van Zandt, zijn gitaar en het rumoer van het publiek in de kleine club dat ook in de mix zit. Levert een 10 op voor authenticiteit, maar een 6 voor Van A Tot Z Boeiend.
Een vrij coherente plaat is ook ‘The Late Great Townes Van Zandt’. De titel is zelfspot: na een avondje comazuipen belandde hij echt in een coma en bubbelde hij een tijdlang aan de onderkant. De comeback bevat (net als de rest van de discografie) weinig echte lows, een paar highs en vooral veel in betweens.
Een goeie mop die de man live tussen de tristesse wurmde: ‘What’s white and crawls up your leg? Uncle Ben’s Perverted Rice’. Een mindere: als hij een auto koopt zonder motor is dat niet erg want hij rijdt in het leven toch alleen bergaf. Een ander soort humor zit in de song ‘Brand new companion’: ‘She fits just like my guitar / she’s near as tall as me’. Een gemener stuk tekst? ‘A yellow haired woman brings nothing but pain’.
Tal van songs honkytonken of kleuren anderszins binnen de countrylijnen: ‘I’ve been turnstyled and junkpiled and railroaded too’ wordt alleen gezongen om daarna eeuwige trouw te beloven, met parlando erbij. Als men deze trukendoos opdient, gebeurt bij mij vanbinnen altijd iets dat te maken heeft met de bedrading tussen traanklieren en hersenen: ik krijg foutmelding. Dit soort country belooft three chords and the truth, maar wordt op een halve leugen betrapt, of op aanzwellende violen en mariachigetoeter.
Soms heb je bij TVZ-songs, net als bij hiphop, ondertiteling en hypertext nodig: de Delta Mama uit ‘Delta Mama blues’ was geen moeder en ook geen echtgenote, maar wel een in de jaren 70 in Texas populaire, straffe, bij elke drogist legaal te kopen hoestsiroop.
Ik wil de vraag ‘Wie is Townes Van Zandt?’ beantwoorden met de vraag ‘Wie is Gram Parsons?’ Parsons rekt zijn klinkers soms zo hartverscheurend op dat niemand meer tearjerker kan zeggen. Mocht hij de persoonlijkheidstest Precies versus Slordig hebben ingevuld, hij had overal slordig getest, behalve in zijn muzikale delivery. Parsons’ muziek is een beetje psychedelisch. En hij is van goede komaf, maar leefde aan de zelfkant van countryland en proefde van alle verboden vruchten. Townes Van Zandt? Zeer slordig man, behalve als het gaat om songs schrijven en verhalen vertellen? Check. Kosmische hoogten verkennende country? U gaat nergens straffer vinden, maar hoed u nog meer voor zijn realistische verhalen. Van goede komaf? Townes is evenmin in een trailer park geboren. Hij is de zoon van een hoge pief uit de Texaanse olie-industrie. Hij heeft een bipolaire stoornis. Als tiener springt hij uit een raam op de vierde verdieping. Zijn ouders antwoorden met psychiatrie en elektroshocks. In zijn eerste universiteitsjaar kiest hij voor één vak: ‘Lightnin’ Hopkins beluisteren’. Hij ziet niet meer om. Hij schrijft veel songs. Hij weigert bijna nooit drugs. Hij ziet eruit als Phil IJzerdraad. De Schoppen Aas is zijn stamsaloon.
Van Zandts beste teksten zijn harde, glasheldere documentaires vol ellende, mét empathie voor de mensen aan de onderkant, maar van een afstand. De vertelling is altijd secuur en perfect. Het loopt dikwijls slecht af.
De zanger zelf eindigde in de buurt van de man die dakloos is in de song ‘Marie’, een schitterend kortverhaal: ‘Summer wasn’t bad below the bridge / A little short on food that’s all / Now I gotta get Marie some kind of coat / We’re headed down into fall’. Op een opname een paar jaar voor zijn dood hoor je een stembereik dat het einde aankondigt, maar ook een songschrijver die zich staande houdt for the sake of the song.
Van Zandts mooiste zin? ‘Days up and down they come / Like rain on a conga drum’.
De gedachte ‘Everything is not enough / And nothin’ is too much to bear’ past beter op zijn graf dan ‘To live is to fly’ dat er nu op staat.
Willie Nelson, een bewonderaar, heeft gezegd: ‘Zijn probleem was: hij was een engel die te laag vloog’.
Van Zandt heeft niet tot het einde gewacht om een man van de herfst te zijn. Zijn meest verloren klinkende songs, ‘Nothin’ en ‘Rake’, zijn geen eindeloopbaanproducten, ze dateren al van 1971.
‘Rake’ is een from riches to rags-verhaal waarin je geen personages meer hoort, je hoort alleen Van Zandt zelf die weet dat het verval eraan komt.
‘Nothin’ leeft bij 0 graden Fahrenheit: in Celsiusgraden is dat ook bar koud. De song eindigt met ‘Sorrow and solitude / These are the precious things / And the only words / That are worth rememberin’. Dit is geen country meer, dit is een paradox die luidt: ‘Je beluistert ‘Nothin’ best in stabiele periodes, maar je hoort het nog beter op labieler dagen.’
Townes Van Zandt! Bij songs als ‘Kathleen’ (snik), ‘Flyin’ shoes’ (snikker) en ‘Waitin’ around to die’ (snikst) stel ik me de vraag ‘Als het waar is dat trieste muziek empathieverhogend werkt, in wat voor een land leeft dan de mens die voor ons muziek opdiept die zo triest is als deze?’
De Van Zandt die de ‘Nothin’-bergtop op gaat, die laat ik al eens passeren. Ik kijk ‘em dan zelfs niet na. Ik staar naar de avondschemering die van iedereen is en van niemand.