De enige remedie tegen de kwaal ‘Leven’

 

image
 
Franz Schubert
Der Tod und das Mädchen
1824

 

Via Schuberts liederen weet ik: hoop en liefde, geluk en verbondenheid, ze spelen alleen een rol in droommomenten, die steevast worden gevolgd door nóg grotere ontgoocheling bij het ontwaken.

’s Mans brieven uit 1824 (die beginnen stijl ‘Al geruime tijd heb ik behoefte je te schrijven, maar ik wist aldoor niet hoe’ en waarin wordt gestopt ‘om niet te veel papier te gebruiken’) zijn even veelzeggend. Schubert voelt zich de ‘ongelukkigste, jammerlijkste mens ter wereld’. Zijn ‘schitterendste verwachtingen zijn tenietgedaan’. Als hij gaat slapen, hoopt hij niet meer te ontwaken. Samenkomsten met vrienden ‘zijn aan bier drinken en worst eten ten onder gegaan’. Op de te zijner ere georganiseerde Schubertiades, waar hij aan de piano zit, schittert hij vooral door zijn afwezigheid. Hij zit dan op café met hulponderwijzers; vaak ex-collega’s.

Het gaat ook niet goed met zijn gezondheid, en hij verspilt te veel verlammende uren van bewondering aan de Weense hitmachine Beethoven, bij wiens begrafenis in 1827 hij een van de 36 met witte rozen en lelies getooide fakkeldragers zal zijn.

Schubert verzucht bij leven over Beethovens 14e (magnifieke) strijkkwartet: ‘Heimelijk en in stilte probeer ik zelf nog iets te bereiken, maar wie vermag na Beethoven nog iets tot stand te brengen?’

Maar wacht eens: dat Beethovenkwartet is van 2 jaar na Schuberts ‘Der Tod und das Mädchen’. Schubert zou het ook in 1828 aan zijn sterfbed laten opvoeren. Terwijl: ik hoor nergens in ‘Der Tod’ de slagschaduw van de succescomponist, ik hoor in het openende allegro alleen het opstapje Beethoven in het harde hoofdthema. Het gefluister, de vragen en de angst van de andere drie instrumenten die leiden tot diepere afgrond, bitterder koude en ijselijker vergletsjering, ze zijn van Schubert en alleen van Schubert, en ze zijn al meteen superieur; mijn gedacht toch.

En dan moet het andante nog beginnen. Als klassiek voor u alleen iets is voor nieuwjaarsconcerten, begrafenissen en een one liner van Inspector Morse (die kennelijk meer voor Schuberts strijkkwintet is geporteerd), scherp uw gevoelsmessen dan eens tegen het aanzetstaal van dit tweede deel. Aan het begin: een echo van Schuberts eigen gelijknamige lied ‘Der Tod und das Mädchen’, waarin het meisje in paniek aan de Knochenmann vraagt weg te gaan, en de dood niet dreigt, maar kalm verleidt: ‘Bin Freund, und komme nicht, zu strafen… / Sollst sanft in meinen Armen schlafen!’ Variatie na variatie pompt dit andante eerst koortswarmte in je lijf en daarna ijswater door je aderen. Dit zijn 13 minuten onzekerheid: is de dood schrikbewind of troost?

 
image
 
Akkoord, sterven was in de romantische Schubertjaren ‘in’ – ‘De enige remedie tegen de kwaal leven’, dát soort hoogdravendheid – maar niemand had een strijkkwartet als vehikel gebruikt om deze innerlijke strijd zo majestueus te laten horen.

Is het al gedaan? Nee, maar het korte scherzo, een vrij bruusk heen en weer van somber naar hups en van pianissimo naar fortissimo, is minder intens, en vooral een rode loper voor het afsluitende presto. Deze knekeldans heet tarantella (ooit het enige antigif na een tarantulabeet), en heeft een galopritme dat aan Schuberts fenomenale ‘Erlkönig’-lied doet denken, dat u hier kan beluisteren.

Terwijl u mogelijk van bovenstaande link terugkomt, is het in Dood-Meisje 4-0 geworden. De tweede goal in het andante was die met de meest hartverscheurende omhaal. U tovert zonder erover te moeten nadenken een paar aangrijpender verklankingen van het conflict tussen leven en dood uit de mouw? Kom ermee uit uw schuilplaats.

Hieronder het andante:
 

 

Hiéronder het Alban Berg Kwartet met de hele dodenrit.