Johann Sebastian Bach
Goldbergvariaties
Glenn Gould
1955 & 1981
Popmuziek is er sinds mijn melktanden, en die stonden er dik 40 jaar geleden allemaal chirpy chirpy cheep cheep-keurig in, klaar om ze om te ruilen voor sterkere exemplaren – ‘Regatta da blanc’ van The Police is een uitstekend voorbeeld. Occasioneel Radio Klaraluisteraar ben ik een dikke 10 jaar. Er staan klassieke platen in Honderd. We vallen meer dan eens door een gat in de tijd.
Klassieke muziek was, in de periode voor ik meerderjarig was, een afwezige. Hoewel: de ‘Bolero’ zat ergens in een ultra-softpornofilm.
De muziek van Beethoven kreeg een onheilspellend aura aangemeten in Stanley Kubricks ‘A clockwork orange’. De crimineel Alex gebruikt Ludwig Van vooral om te fantaseren over a bit of the old ultraviolence.
Er was Wagners ‘Walkürenritt’, dat in ‘Apocalypse Now’ van Francis Ford Coppola in verband wordt gebracht met verregaande waanzin en barbaarsheid. Uit speakers onderaan de helikopters die een Vietnambombardement uitvoeren knalt ‘Tata da daaaa da / Tata da daaaa da / Tata da daaaaaaa’. Ondertussen ontwaart luitenant-kolonel William Kilgore een perfecte branding om te surfen.
Een veel ingrijpender cinema-ervaring – en een textbook case van too much too young – was ‘Jaws’.
Ik zat op m’n 11e echt niet uit te vissen in hoeverre componist John Williams de twee alternerende noten van zijn hoofdthema van Stravinsky (‘Le sacre’) of van Dvořák (‘De nieuwe wereld’) had afgekeken.
Het antwoord is dus: van allebei een beetje gestolen.
In Debussy’s ‘La mer’ (waarmee ik tien jaar geleden pas kennismaakte) hoor ik tot vandaag een grote witte haai gele tonnen vol lucht naar het diepe trekken. Het zou ook fantoomklank kunnen zijn.
De man die de eerste klassieke muziek maakte die ik echt als klassieke muziek herkende heet Glenn Gould. Zijn piano-uitvoeringen van 1955 en 1981 van de Goldbergvariaties van Bach (die in de 18e eeuw voor clavecimbel zijn geschreven) zijn ook de eerste klassieke muziek die ik in huis wilde hebben.
Naar verluidt werden de Goldbergvariaties gecomponeerd voor een graaf die, als hij niet kon slapen, de clavecinist Gottlieb Goldberg opdroeg de openende aria en een aantal variaties te spelen. Naar verluidt kunnen we in verband met deze anekdote niet correct antwoorden op de vraag ‘Waar of niet waar?’.
De twee Naar verluidts in de vorige alinea mag u trouwens vervangen door ‘Volgens Wikipedia’. U mag bij de Goldbergvariaties ook BWV (Bach-Werke-Verzeichnis) 988 zetten: gewoon een ordeningssysteem, een afspraak, niks belangrijks. ’t Gaat me veel minder om Bach dan om Gould, een opname-perfectionist (zeg maar: fetisjist) die tegelijk al van in de aria hoorbaar mee neuriet; in sommige variaties doet hij daarna iets dat in de buurt komt van badkamerzingen.
Over de immer boven het klavier gekromde, vanop een oude stoel zonder zitting opvallend laag over zijn instrument scherende Gould is een documentaire gemaakt die ‘Thirty Two Short Films About Glenn Gould’ heet. In korte fragmenten – variaties, zo u wil – wordt een portret getekend van deze geniale excentriekeling die niet graag over muziek praatte (maar wel over interplanetair ruimtereizen), die aan een soort smetvrees leed (bij 30 graden liep hij nog met een lange overjas en handschoenen rond) en die na een tijd niet meer wilde optreden (omdat het te luid klonk of omdat iemand in het publiek achter een pilaar niet goed kon zien).
Het schrijnendste verhaal is dat over zijn idool Arnold Schönberg die geobsedeerd was door numerologie in het algemeen en door het ongeluksgetal 13 in het bijzonder.
Toen Schönberg 65 werd, was hij bang dat hij ging sterven omdat 65 deelbaar is door 13. Een bevriend astroloog vertelde hem eerst dat hij zou blijven leven tot de cijfers een volgende keer tegen hem samenspanden. De componist dacht dat hij 78 zou worden en was gerustgesteld. Tot de astroloog hem twee jaar later liet weten dat niet alleen getallen deelbaar door 13 gevaarlijk zijn, maar ook die waarvan de cijfers opgeteld 13 vormen. Toen hij 67 werd raakte de man in paniek. Hij stierf drie maand later, op een 13e juli.
Vanaf de dag dat Glenn Gould 49 (4+9) jaar oud werd, sprak de dode Schönberg elke dag tot hem. Gould was niet in staat toevalligheden te aanvaarden en maakte duidelijk ook te veel overuren van bewondering voor zijn idool. Gould zou trouwens niet op z’n 49e, maar wel op z’n 50e sterven.
Op deze razend populaire muziek zijn boeken geschreven, gebouwen ontworpen en appeltaarten gebakken. Mijn favoriet Glenn Gouldmoment speelt zich af op een familiefeest midden jaren 80. Ik zeg tegen x dat ik veel naar Glenn Gould luister. ‘Een Bachverkrachter’, vindt hij. Aan het eind van het feest komt x opgewonden met de wagen voorgereden, de ramen open, op een cassette loeihard de Bach van koren, orgels, toeters, bellen en bazuinen. ‘Dát is Bach’, zegt x, en hij rijdt weg, uiteráárd met gierende banden.
Hieronder de opnamen van 1981. Op Goulds rider stond: ‘Binnentemperatuur van 30 °C’